E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5803
LJN AZ5803, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 06/58702

Inhoudsindicatie:

Bewaring / gelegenheid tot onverwijlde indiening nieuwe asielaanvraag

Ten aanzien van eiser is op 28 november 2006 toepassing gegeven aan de artikelen 54 en 56 Vw 2000. Eiser heeft op of voor 4 december 2006 kenbaar gemaakt een tweede asielaanvraag te willen indienen. Verweerder geeft hem daartoe niet eerder dan op 29 januari 2007 de gelegenheid. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de uitzettingshandelingen hangende de indiening van eisers asielaanvraag niet worden opgeschort. Vreemdelingen die op grond van artikel 59 Vw 2000 in vreemdelingenbewaring zijn gesteld en die een (tweede) asielaanvraag indienen worden onverwijld in de gelegenheid gesteld deze aanvraag in te dienen. Uitzettingshandelingen jegens hen worden opgeschort in afwachting van de uitkomst van de aanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank mag van verweerder worden verwacht dat hij, gelet op het karakter daarvan, ook bij toepassing van de onderhavige maatregelen bevordert dat onverwijld duidelijkheid ontstaat omtrent de vraag of de vreemdeling in het bezit moet worden gesteld van een verblijfsvergunning asiel. Er mag immers niet op voorhand van worden uitgegaan dat de asielaanvraag van de vreemdeling een serieuze grond ontbeert. Derhalve had het op de weg van verweerder gelegen om eiser onverwijld in de gelegenheid te stellen om zijn asielaanvraag in te dienen. De datum waarop de vreemdeling zijn aanvraag mag indienen is echter op 29 januari 2007 gesteld. Op dat moment is het leeuwendeel van de termijn van de jegens hem toegepaste maatregel ex artikel 54 en artikel 56 Vw 2000 verstreken. Voorts constateert de rechtbank dat verweerder uitzettingshandelingen jegens eiser niet heeft opgeschort. Integendeel, inmiddels is een laissez-passer aangevraagd bij de Syrische autoriteiten. Het voorgaande klemt te meer nu de gemachtigde van eiser ter zitting onweersproken heeft gesteld dat hij bij het verzoek om bepaling van een datum voor de indiening van een asielaanvraag met nadruk heeft gewezen op de onderhavige maatregel en in dit verband heeft verzocht om een afspraak op de kortst mogelijke termijn. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de toepassing van de maatregel vanaf de dag (4 december 2006) waarop een datum voor de indiening van eisers asielaanvraag is vastgesteld, kennelijk niet meer gericht was op het doel waarvoor zij was opgelegd, zodat zij vanaf die datum bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet langer gerechtvaardigd is te achten. De maatregel dient derhalve met ingang van die datum te worden opgeheven.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie