Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft een juwelier overvallen. Hij heeft onder bedreiging van een op een bom gelijkend voorwerp diverse juwelen in zijn tas gestopt. Door het plaatsen van de valse bom heeft verdachte tevens veel overlast veroorzaakt, omdat omliggende panden ten behoeve van het onderzoek van de valse bom uit voorzorg ontruimd dienden te worden. Daarnaast heeft verdachte in de kelderbox van de woning van zijn toenmalige vriendin een geïmproviseerd explosief voorhanden gehad. Ook dat geïmproviseerde explosief is met behulp van explosieven-deskunidgen onderzocht en ontmanteld. Ten slotte heeft verdachte vanuit het huis van bewaring zijn vriendin telefonisch en schriftelijk bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14a, 14 b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 57, 142a, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht; - 9, 13, 55 van de Wet wapens en munitie. Gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek waarvan 6 maanden voorwaardelijk; proeftijd 2 jaar. Bijzondere voorwaarde: dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia, zolang die instelling zulks nodig acht.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE KAMER

(VERKORT VONNIS)

parketnummers 09/925270-07 (dagvaarding I); 09/665356-07 (dagvaarding II)

's-Gravenhage, 3 september 2007

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1970,

adres: [adres],

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting '[penitentiaire inrichting]'.

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 augustus 2007.

De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.R. Schenkhuizen, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.

De officier van justitie mr. Meilo heeft gevorderd dat verdachte terzake van hem bij dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3 en 4 en ter zake van het hem bij dagvaarding II telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens GGZ Reclassering Parnassia, ook als dat inhoudt behandeling bij De Waag, zolang die instelling zulks nodig acht.

De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer, met uitzondering van de op de beslaglijst onder 2 genoemde afgezaagde loop.

De telastlegging.

Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten en het op dagvaarding II telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.

De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft een juwelier overvallen. Hij heeft onder bedreiging van een op een bom gelijkend voorwerp diverse juwelen in zijn tas gestopt. Door het plaatsen van de valse bom heeft verdachte tevens veel overlast veroorzaakt, omdat omliggende panden ten behoeve van het onderzoek van de valse bom uit voorzorg ontruimd dienden te worden. Daarnaast heeft verdachte in de kelderbox van de woning van zijn toenmalige vriendin een geïmproviseerd explosief voorhanden gehad. Ook dat geïmproviseerde explosief is met behulp van explosieven-deskunidgen onderzocht en ontmanteld. Op deze bijzonder ernstige feiten dient te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zulks temeer omdat de ervaring leert, dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden. Voorts heeft verdachte de openbare veiligheid heeft geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving.

Ten slotte heeft verdachte vanuit het huis van bewaring zijn vriendin telefonisch en schriftelijk bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Door zo te handelen heeft verdachte gevoelens van angst veroorzaakt bij het slachtoffer.

Blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 29 maart 2007, is verdachte in het verleden al meerdere malen voor het plegen van gewelds- en vermogensmisdrijven tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.

Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport d.d. 28 juni 2007. De rapporteur acht een verplicht reclasseringscontact geïndiceerd. Het contact zal gericht zijn op continuering en structurering van bestaande zorgcontacten. Verdachte heeft reeds een voorlopige overeenkomst met betrekking tot toezicht van de reclassering ondertekend.

Het hiervoor overwogene brengt de rechtbank ertoe een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waaraan zij als bijzondere voorwaarde zal verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften van de reclassering, zolang die instelling zulks nodig acht. De voorwaardelijke gevangenisstraf strekt er voorts toe verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen.

Inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 4 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn vervaardigd of bestemd tot het begaan van de bij dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten;

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

- 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 57, 142a, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;

- 9, 13, 55 van de Wet wapens en munitie;

Beslissing.

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten en het bij dagvaarding II telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 primair:

diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;

ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:

een voorwerp op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats plaatsen, met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht;

ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:

handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie ;

ten aanzien van dagvaarding I, feit 4:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie ;

ten aanzien van dagvaarding II:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

in verzekering gesteld op : 27 maart 2007,

in voorlopige hechtenis gesteld op : 30 maart 2007,

bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:

dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, i.c. de sector justitiële verslavingszorg van psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 4;

Dit vonnis is gewezen door

mrs Timmermans, voorzitter,

Steenhuis en Struyker Boudier, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. Durieux, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 september 2007.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature