U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

In dit kort geding gaat het in de kern om de vraag of de Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) door haar optreden naar aanleiding van de melding van dierenmishandeling door studenten van Nyenrode tijdens de ontgroening van De Nieuwe Compagnie van Verre, jegens eiseressen onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, en of de schade van eiseressen daardoor is veroorzaakt. De tweede hoofdvraag is of, als het antwoord op deze eerste vraag positief luidt, eiseressen (thans nog) aanspraak kunnen maken op de maatregelen die zij ten opzichte van de LID vorderen. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de vorderingen tegen de LID, met enige beperkingen, dienen te worden toegewezen. De gewraakte uitingen van de LID zijn onrechtmatig tegenover elk van de eiseressen. Het is in hoge mate aannemelijk dat de opgetreden schade is veroorzaakt door het optreden van de LID. Een rectificatie is dan in beginsel gerechtvaardigd en geboden. De voorzieningenrechter veroordeelt de LID om, op haar kosten, uiterlijk op de derde werkdag na de dag van de betekening van dit vonnis, in de Volkskrant en in het AD, voor zover mogelijk op de pagina's 3, alsmede op de website van de LID, een rectificatie te doen plaatsen. De vorderingen zijn niet toewijsbaar voor zover deze gericht zijn tegen de Staat.

Uitspraak



RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

sector civiel recht - voorzieningenrechter

Vonnis in kort geding van 29 november 2007,

gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/1322 van:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Universiteit Nyenrode B.V.,

gevestigd te Breukelen,

advocaat mr. H.J. Smit te Rotterdam,

2. de vereniging De Nieuwe Compagnie van Verre,

gevestigd te Breukelen,

advocaat mr. D.H. Sloof te Almere,

procureur mr. W.P. den Hertog,

eiseressen,

tegen:

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),

zetelende te 's-Gravenhage,

procureur mr. H.J.M. Boukema,

advocaten mr. H.J.M. Boukema en mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt te 's Gravenhage,

2. de stichting Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming,

gevestigd te Hilversum,

procureur mr. K.T.B. Salomons,

gedaagden.

Partijen zullen hierna (ook) worden aangeduid als Nyenrode, de NCV (of: de vereniging), de Staat (of: LNV) en de LID.

1. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 23 november 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

1.1. Nyenrode is een particuliere universiteit. De NCV is de (enige) studentenvereniging van Nyenrode.

1.2. De LID is een in 1986 door de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren opgerichte privaatrechtelijke rechtspersoon. Bij de LID zijn buitengewone opsporingsambtenaren in dienst (maximaal twintig). De LID behandelt meldingen van dierenmisbruik, spoort overtredingen van de dierenwelzijnswetgeving op en houdt toezicht op locaties waar dieren aanwezig zijn. Daarbij kunnen processen-verbaal opgemaakt worden en ook kunnen, na overleg met het openbaar ministerie, dieren in beslag genomen worden. Bij haar activiteiten werkt de LID samen met de Algemene Inspectiedienst van LNV en met de politie.

1.3. Op 4 september 2007 heeft de LID kennisgenomen van een e-mail met een melding van dierenmishandeling door studenten van Nyenrode tijdens de ontgroening van de NCV. De melding luidt verder, voor zover relevant, als volgt:

'(...) Een kennis van mij is daar student en heeft dit ervaren. Tijdens de ontgroening zijn er kwalijke acties ondernomen, waarover de studenten niet mogen spreken:

(...)

- Stierenbloed drinken (...);

- Een hele dag met een penis van een (dergelijk) dier in zijn broekzak lopen (...)

- Sex hebben met een levende kip!!! (...)'

1.4. Op 14 september 2007 is de melding ook op een internetforum geplaatst.

1.5. De LID heeft op 11 oktober 2007 een persbericht doen uitgaan met als titel 'Inspectiedienst start onderzoek naar 'studentengrap' met geitjes'. In het persbericht wordt melding gemaakt van twee incidenten van dierenmishandeling door studenten. Het persbericht luidt verder, voor zover relevant, als volgt:

'(...) De inspectiedienst is ook bij een studentenvereniging in de provincie Utrecht actief met een onderzoek. Op het Meldnummer Dierenmishandeling (...) kwam een melding binnen dat mannelijke studenten bij een ontgroeningsritueel stierenbloed moesten drinken, de hele dag met een stierenpenis in hun broekzak moesten lopen en seks moesten hebben met een levende kip. Indien ze dit niet deden, zou de kip worden omgedraaid om in de penis van de weigeraars te pikken. Ook in deze zaak is de eerstejaars studenten volgens de melder een zwijgplicht opgelegd.'

1.6. Op 15 oktober 2007 heeft [woordvoerder], woordvoerder van de LID, in een televisie-interview op RTV Utrecht een toelichting gegeven op het onderzoek. Hierbij heeft hij meegedeeld niet te kunnen en te mogen zeggen om welke universiteit het gaat. [woordvoerder van de LID] heeft in dit interview verder in het algemeen gesproken over het probleem dat studenten onder druk van studentenverenigingen niets willen vertellen.

1.7. Op 22 oktober 2007 is de secretaris van het bestuur van Nyenrode, de heer [secretaris bestuur Nyenrode] (hierna: [secretaris bestuur Nyenrode]), benaderd door een journalist van de Volkskrant met de vraag of er bij Nyenrode een onderzoek van de LID liep. [secretaris bestuur Nyenrode] heeft dit bevestigd.

1.8. In een artikel in de Volkskrant van 23 oktober 2007 over deze kwestie zijn de namen van eiseressen genoemd. Op dezelfde datum is een film van een interview met [woordvoerder van de LID] op de website van de Volkskrant geplaatst, waarin deze onder meer heeft bevestigd dat het gaat om Nyenrode en verder onder meer het volgende heeft gezegd:

'(H)et punt is dat de melder in dit geval zo gedetailleerd weet te vertellen over de manier waarop het ritueel heeft plaatsgevonden en ook op de manier waarop het ritueel is georganiseerd, details over de studentenvereniging zelf, dat wij toch de indruk hebben dat dit een serieuze melding is. En we zijn bezig met een onderzoek sinds eind september, toen is de melding gedaan. Wij krijgen ook de indruk dat er wel degelijk iets is voorgevallen. Maar dat niemand een officiële getuigenverklaring durft af te leggen omdat men bang is voor represailles vanuit de vereniging.'

1.9. Op 25 oktober 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de LID en Nyenrode, waarbij onder meer aanwezig waren mevrouw [districtsinspecteur] (de betrokken districtsinspecteur, hierna: [districtsinspecteur]) van de zijde van de LID en [secretaris bestuur Nyenrode] van de zijde van Nyenrode. In dit gesprek is van de zijde van de LID onder meer gezegd dat het onderzoek gesloten zou worden omdat er geen feiten naar voren waren gekomen op grond waarvan een strafrechtelijk onderzoek geïnitieerd zou kunnen worden.

1.10. Op de website van het Algemeen Dagblad (hierna: AD) stond op 31 oktober 2007 een bericht met (onder meer) de volgende inhoud:

'(...) Eind september kreeg de LID een melding binnen dat eerstejaarsstudenten bij de ontgroening van de studentenvereniging de Nieuwe Compagnie van Verre gedwongen werden tot seks met een levende kip. 'De tipgever was zo gedetailleerd over het ritueel en de organisatiestructuur daarachter, dat we een onderzoek hebben gestart. 'zegt [woordvoerder] van de LID.

'Het onderzoek is gestopt, omdat studenten niet willen praten over het incident. Ze zijn waarschijnlijk bang voor de gevolgen: schorsing van de vereniging, een forse geldboete of zelfs uitsluiting van de universiteit. Nu zal nooit helemaal duidelijk worden óf er wat is gebeurd en wát er is gebeurd,'aldus [woordvoerder van de LID]. (...)'

1.11. Bij brief van 7 november 2007 heeft de directeur van de LID, de heer [directeur LID], aan Nyenrode onder meer het volgende bericht:

'(...) De (...) LID (...) heeft op 19 september 2007 een melding gekregen over onder andere misbruik van een kip bij een ontgroeningsritueel bij studenten in Nyenrode (...).

Vervolgens heeft de LID een onderzoek ingesteld naar de juistheid van de melding. Het onderzoek heeft geen enkele steun opgeleverd voor de juistheid van die melding. De LID heeft het dossier gesloten.

Ten aanzien van uitingen over 'muur van stilzwijgen' waarvan in de berichtgeving sprake was het volgende. Bij onderzoeken in het verleden naar aanleiding van misbruik van dieren bij ontgroeningsrituelen van studentenverenigingen stuitte de LID op een muur van stilzwijgen. In de media is wellicht de indruk gewekt dat vooral studenten van Nyenrode zwijgzaam waren. Het bestuur van de studentenvereniging van Nyenrode heeft net als het bestuur van Nyenrode alle medewerking aan het onderzoek verleend. (...)

1.12. Op 13 november 2007 heeft de LID een persbericht met dezelfde strekking als de onder 1.11 vermelde brief doen uitgaan alsmede een mededeling met deze strekking op haar website geplaatst.

1.13. [districtsinspecteur] heeft over de afhandeling van de melding een op 5 november 2007 gedateerd chronologisch rapport opgesteld. Onder 24 september 2007 is onder meer vermeld dat [districtsinspecteur] voor het eerst telefonisch contact heeft gehad met de meldster en dat deze daarbij heeft gezegd dat de getuige zelf geen melding durfde te doen en niets met de LID te maken wilde hebben. Onder 27 september 2007 is vermeld dat er een tweede telefonisch contact heeft plaatsgevonden, waarbij de meldster heeft gezegd dat de getuige ('[...]') bang was en niet met [districtsinspecteur] wilde praten. Onder 5 oktober 2007 is vermeld dat ook de meldster niets meer met de LID te maken wilde hebben. Onder 8 oktober 2007 is vermeld dat [districtsinspecteur] heeft gesproken met iemand die zei dat hij secretaris van de NCV was en dat deze persoon heeft verteld dat er nooit dieren zijn mishandeld tijdens ontgroeningen van de NCV. Onder 15 oktober 2007 is vermeld dat [districtsinspecteur] heeft gesproken met [secretaris bestuur Nyenrode], waarbij deze onder meer heeft gezegd dat hij alle medewerking wilde verlenen aan een onderzoek. Onder 23 oktober 2007 is vermeld dat [secretaris bestuur Nyenrode] aan [districtsinspecteur] de telefoonnummers van drie studenten met de voornaam [...] heeft gegeven. Verder blijkt uit het rapport dat [districtsinspecteur] met deze drie studenten heeft gesproken en dat die allen hebben ontkend dat het bewuste incident heeft plaatsgevonden.

2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer

2.1. Eiseressen vorderen - zakelijk weergegeven en na wijziging van eis - gedaagden, op straffe van een dwangsom

I te gebieden, op hun kosten, binnen 48 uur na dit vonnis in de Volkskrant en het AD een rectificatie te plaatsen met de volgende tekst:

'RECTIFICATIE

Op [datum] 2007 is de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) door de rechter veroordeeld deze rectificatie te plaatsen op pagina 3 van het Algemeen Dagblad en op bladzijde 3 van de Volkskrant en op de website van de LID.

Het onderzoek van de LID heeft geen enkele steun opgeleverd voor de juistheid van de melding van 19 september 2007 bij de LID over seks door studenten van Nyenrode met kippen.

De Nyenrode Business Universiteit (Nyenrode) en de studentenvereniging de Nieuwe Compagnie van Verre (NCV) hebben onmiddellijk na aanvang van het LID-onderzoek volledige openheid jegens LID betracht en alle medewerking aan het onderzoek verleend. Ten onrechte hebben wij deze ernstige aantijging jegens Nyenrode naar buiten gebracht. Wij zijn te lichtvaardig bij ons onderzoek te werk gegaan. Er was geen muur van stilzwijgen en onze mededeling, dat de NCV en de studenten van Nyenrode bang waren en niet konden of wilden praten was onwaar. Er is niet met sancties, zoals geldboetes, schorsing, royement of uitsluiting gedreigd door de Universiteit of de NCV.

Wij betreuren onze uitlatingen in deze en trekken die hierbij in. De LID biedt Nyenrode en de NCV hierbij haar excuses aan.

[datum] 2007

Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming';

II te verbieden op welke wijze dan ook uitlatingen te doen over een beweerd incident bij Nyenrode, zoals in de dagvaarding omschreven.

2.2. Hiertoe voeren eiseressen - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende aan. De LID heeft onrechtmatig jegens eiseressen gehandeld door het persbericht van 11 oktober 2007 te doen uitgaan en in de pers te suggereren dat eiseressen niet meewerken aan een onderzoek en/of dat eiseressen met represailles hebben gedreigd als studenten uit de school zouden klappen. Voor deze beweringen en/of suggesties bestond geen enkele grond. Eiseressen lijden als gevolg hiervan aanzienlijke (reputatie)schade.

2.3. Gedaagden voeren, ieder voor zich, gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3. De beoordeling van het geschil

3.1. Eiseressen hebben een - door gedaagden op zichzelf ook niet betwist - spoedeisend belang bij hun vorderingen. Het lijdt geen twijfel dat zij door de publicaties over deze kwestie schade hebben geleden. De gevorderde maatregelen zijn geschikt om deze schade op korte termijn te beperken. Hiermee is uiteraard niet gezegd dat er voldoende grond is voor deze maatregelen. Of dit het geval is, zal in het navolgende worden onderzocht.

3.2. Het is aannemelijk dat de schade is opgetreden enkel door publicaties in de media na het persbericht van 11 oktober 2007 van de LID. De melding waarvan in dit persbericht sprake is was toen al meer dan vijf weken oud en was ook al openbaar gemaakt via de onder 1.4 genoemde publicatie op internet, maar heeft in die periode kennelijk niet de aandacht van de media getrokken. Het persbericht was naar zijn aard ook bedoeld om de belangstelling van de media op te wekken. Door de bijzondere taken en de positie van het LID, én door de inhoud van het bericht, heeft de kwestie vervolgens brede aandacht gekregen. De LID heeft dit kunnen en moeten voorzien.

3.3. Op zichzelf genomen staat het een organisatie als de LID alleszins vrij om vormen van mishandeling of misbruik van dieren aan de kaak te stellen en te onderzoeken. Zij heeft daarbij onmiskenbaar belang. Dit (algemene) belang verdient in rechte ook bescherming.

3.4. In dit kort geding gaat het in de kern om de vraag of de LID door haar optreden naar aanleiding van de melding, jegens eiseressen onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, en of de schade van eiseressen daardoor is veroorzaakt. De tweede hoofdvraag is of, als het antwoord op deze eerste vraag positief luidt, eiseressen (thans nog) aanspraak kunnen maken op de maatregelen die zij ten opzichte van de LID vorderen. De positie van de Staat, als tweede gedaagde, zal hierna afzonderlijk worden besproken.

3.5. Voor het antwoord op de vraag of de LID, gegeven haar onder 3.3 vermelde positie, voldoende zorgvuldig te werk is gegaan, is het volgende van belang. De melding was afkomstig van één - voor de LID niet anonieme - bron. De meldster heeft, naar zij zelf beschreef, de gebeurtenissen niet persoonlijk meegemaakt. Zij had naar haar zeggen hierover gehoord van iemand die erbij aanwezig was geweest. Een functionaris van de LID heeft, voordat het persbericht van 11 oktober 2007 is uitgegaan, driemaal telefonisch met de meldster gesproken, maar dit contact heeft niet geleid tot bevestiging van de inhoud van de melding op andere wijze. Deze telefooncontacten zijn niet aanstonds vastgelegd en de inhoud daarvan is vóór 11 oktober 2007 niet aan eiseressen bekendgemaakt. Volgens de LID heeft een van haar medewerkers in de periode vóór 11 oktober 2007 telefonisch contact opgenomen met de secretaris van de vereniging. De betrokken medewerker kent de naam van deze secretaris niet en heeft de inhoud van het telefoongesprek niet schriftelijk gedocumenteerd; in elk geval niet op een voor eiseressen kenbare manier. Eiseressen betwisten dat er een dergelijk contact is geweest en stellen dat verzoeken om telefonisch contact - via Nyenrode - met de vereniging nooit naar de secretaris worden doorgeleid. Andere contacten met eiseressen dan dit door eiseressen betwiste contact heeft de LID vóór 11 oktober 2007 niet gehad of gezocht.

3.6. Tegen deze achtergrond was de inhoud van het persbericht van 11 oktober 2007 onzorgvuldig, ook tegenover eiseressen. Weliswaar worden de naam van Nyenrode of van de vereniging daarin niet genoemd en is in dit kort geding ook niet volkomen duidelijk geworden hoe de media op dit punt op het spoor van eiseressen zijn gekomen, maar het is in hoge mate aannemelijk dat niets anders dan dit persbericht de media op dit spoor heeft gezet. De verwijzing naar 'een studentenvereniging in de provincie Utrecht' was hierbij stellig van belang. Op het moment van deze publicatie had de LID onvoldoende rechtvaardiging om dit bericht - dat hoogst waarschijnlijk dus naar eiseressen heeft geleid - in deze vorm te publiceren. Terughoudendheid was voor de LID temeer geboden, nu zij ook, op de onder 1.2 vermelde wijze, publieke taken uitvoert. Aan haar meningsuitingen komt daardoor enig extra gezag toe, waartegenover staat dat hiervoor hogere zorgvuldigheidseisen gelden. Het door haar verrichte onderzoek was, hoewel intussen een ruim aantal weken was verstreken, zeer summier geweest en in wezen doodgebloed. Het feit dat Nyenrode op 22 oktober 2007 desgevraagd aan een journalist van de Volkskrant heeft bevestigd dat het onderzoek betrekking had op eiseressen, kan niet aan eiseressen worden tegengeworpen. Het onderzoek betrof immers inderdaad eiseressen en een ontkennend of ontwijkend antwoord op de gestelde vraag zou niet passend of inadequaat zijn geweest.

3.7. De onzorgvuldigheid van de LID komt niet in een ander licht te staan door (mogelijke) eerdere spelletjes van studenten van Nyenrode met dieren. Wat daarvan tijdens de behandeling van dit kort geding is gebleken is - wat men daarvan verder ook moge vinden - van geheel andere aard dan de handelingen waarover het persbericht spreekt.

3.8. Vermelding verdient voorts dat uit niets blijkt dat het in enig opzicht heeft ontbroken aan medewerking van eiseressen. Integendeel: het staat vast dat zij (i) zodra zij met het bericht waren geconfronteerd, niet a priori hebben gezegd dat de melding niet op feiten kón berusten, (ii) bij herhaling hebben gevraagd om concrete gegevens om intern onderzoek te kunnen doen, (iii) zich hebben ingespannen om mogelijke betrokkenen te achterhalen en (iv) het 'onderzoek' van de LID in geen enkel opzicht hebben belemmerd. Dit een en ander maakt de inhoud van het persbericht én diverse latere uitingen van LID-medewerkers in de media over een (volgens de meldster opgelegde) 'zwijgplicht' en over studenten die 'niet willen praten' omdat zij 'waarschijnlijk bang voor de gevolgen' zijn, ook op dit punt onzorgvuldig tegenover eiseressen. De LID beschikte niet over enige concrete aanwijzing voor een dergelijk zwijgen (tegen beter weten in). De desbetreffende uitingen van de LID hebben kennelijk slechts gediend als verklaring voor het uitblijven van enige serieuze bevestiging van de juistheid van de melding. Hiervoor bestond en bestaat onvoldoende grond of rechtvaardiging.

3.9. Het onder 3.3 vermelde - kort gezegd: de vrijheid en het belang van de LID om misstanden met dieren aan de kaak te stellen - rechtvaardigt de hier geconstateerde onzorgvuldigheden niet. De gewraakte uitingen van de LID zijn dus onrechtmatig tegenover elk van de eiseressen. Het is in hoge mate aannemelijk dat de opgetreden schade is veroorzaakt door het optreden van de LID.

3.10. Een rectificatie is dan in beginsel gerechtvaardigd en geboden. De onder 1.11 aangehaalde brief van de LID en het kort daarop gevolgde persbericht doen in de gegeven omstandigheden hieraan niet af. In deze beide uitingen wordt weliswaar in ronde woorden gezegd dat het onderzoek 'geen enkele steun' heeft opgeleverd voor de juistheid van de melding, maar eiseressen hebben belang bij een verdere bekendmaking hiervan door een rectificatie in de media die - door toedoen van de LID - een belangrijke rol hebben gespeeld in de uitvergroting van de kwestie. Bovendien zijn de hier bedoelde recente berichten van de LID niet ruimhartig genoeg in het terugnemen van de door haarzelf gewekte suggestie dat eiseressen de gebeurtenissen zouden hebben willen toedekken. Er is overigens geen grond voor de veroordeling van de LID om bekend te maken dat zij haar uitlatingen 'betreurt', en evenmin om te verklaren dat bepaalde feiten zich niet hebben voorgedaan. Niemand kan immers worden gedwongen een mening of zienswijze te uiten die niet de zijne is. Op dergelijke onderdelen wordt de vordering afgewezen en luidt het gebod zoals hierna wordt bepaald.

3.11. Voor een onbeperkt verbod aan de LID om zich te uiten over het beweerde incident is onvoldoende grond. Uit het voorgaande blijkt dat het haar niet vrijstaat om, op basis van de thans bekende feiten, hieraan verdere bekendheid te geven. Als zich wezenlijke nieuwe informatie, met een andere strekking, voordoet, staat het haar vrij om, mits op zorgvuldige wijze, daaraan bekendheid te geven of daarnaar onderzoek te doen. Op grond hiervan is onderdeel II van de vordering toewijsbaar op de hierna te bepalen wijze.

3.12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen tegen de LID, met enige beperkingen, dienen te worden toegewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Verder zal worden bepaald dat de dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.

3.13. De LID zal, als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Het salaris procureur zal daarbij op tweemaal het gebruikelijke bedrag worden begroot, nu eiseressen elk vertegenwoordigd zijn door een eigen advocaat.

3.14. De vorderingen zijn niet toewijsbaar voor zover deze gericht zijn tegen de Staat. Daarvoor is beslissend dat de LID een zelfstandig opererende privaatrechtelijke organisatie is. De bij de LID werkzame buitengewone opsporingsambtenaren hebben weliswaar publiekrechtelijke opsporingsbevoegdheden, maar de gewraakte handelingen van de LID betreffen niet deze bevoegdheden. Dit zou bijvoorbeeld wel het geval zijn geweest indien de betrokken buitengewone opsporingsambtenaar zijn opsporingsbevoegdheden te buiten zou zijn gegaan.

3.15. Eiseressen zullen daarom, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding tussen hen en de Staat. De door de Staat nog opgevoerde nakosten zijn niet toewijsbaar, nu deze kosten zo nodig kunnen worden begroot in de procedure die is bedoeld in artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4. De beslissing

De voorzieningenrechter:

ten aanzien van de vorderingen jegens de LID

veroordeelt de LID om, op haar kosten, uiterlijk op de derde werkdag na de dag van de betekening van dit vonnis, in de Volkskrant en in het AD, voor zover mogelijk op de pagina's 3, alsmede op de website van de LID, een rectificatie te doen plaatsen met de volgende inhoud:

'RECTIFICATIE

Op 29 november 2007 heeft de rechtbank 's-Gravenhage ons in een kort geding veroordeeld tot deze rectificatie.

Naar het oordeel van de rechter heeft ons onderzoek geen enkele steun opgeleverd voor de juistheid van de melding van september 2007 bij onze dienst over seks van studenten van de Nyenrode Business Universiteit (Nyenrode) met kippen.

Nyenrode en de studentenvereniging 'De Nieuwe Compagnie van Verre' hebben volgens de rechter onmiddellijk na de aanvang van ons onderzoek volledige openheid jegens ons betracht en alle medewerking aan het onderzoek verleend. De rechter heeft geoordeeld dat wij in ons onderzoek lichtvaardig te werk zijn gegaan en in onze berichtgeving over deze kwestie onzorgvuldig en onrechtmatig tegenover Nyenrode en de studentenvereniging hebben gehandeld. Naar het oordeel van de rechter was er geen muur van stilzwijgen en hebben wij onze suggestie dat studenten van Nyenrode bang waren en niet konden of wilden praten niet waargemaakt.

Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming';

bepaalt dat de LID, indien zij in gebreke blijft met het voldoen aan deze veroordeling, aan eiseressen een dwangsom moet betalen van € 5.000,-- per dag, met een maximum van € 50.000,--;

bepaalt dat deze dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.12 is vermeld;

veroordeelt de LID om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de kosten van het geding tussen haar en eiseressen, tot dusverre aan de zijde van eiseressen begroot op € 1.953,85, waarvan € 1.632,-- aan salaris procureur, € 251 aan griffierecht en € 70,85 aan dagvaardingskosten, aan eiseressen te betalen, met bepaling dat de LID bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over deze proceskosten verschuldigd is;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af;

ten aanzien van de vorderingen jegens de Staat

wijst het gevorderde af;

veroordeelt eiseressen om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de kosten van het geding tussen hen en de Staat, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.067, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 251,-- aan griffierecht, aan de Staat te betalen, met bepaling dat eiseressen bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over deze proceskosten verschuldigd zijn;

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 29 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.

SV


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature