U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Aangeefster 1 is door toedoen van verdachte verworden tot een menselijk wrak. Gedurende een aantal jaren is zij lichamelijk geteisterd door veelvuldige mishandelingen. Verdachte sloeg en schopte haar met regelmaat, op het laatst haast dagelijks. Door het veelvuldige slaan op het linkeroor is dat oor geheel vervormd, hetgeen blijvend letsel is. De wijze waarop de mishandelingen plaatsvonden, hebben naar het oordeel van de rechtbank zonder meer een sadistisch karakter. Aangeefster 1 is onder zijn handen verworden tot een willoos werktuig, dat geen enkele weerstand meer kon bieden, en daardoor door verdachte gemakkelijk in de prostitutie kon worden gehouden. Verdachte heeft zich tegenover aangeefster 2 op vergelijkbare wijze gedragen, zij het dat de gevolgen voor haar minder verstrekkend lijken te zijn geweest dan voor aangeefster 1. Maar ook zij werd door verdachte mishandeld en met geweld in de prostitutie gehouden. De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte ter observatie zal worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum. De rechtbank zal deze vordering afwijzen, gelet op de proceshouding van de verdachte. Subsidiair heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van drie jaren geëist, en daarnaast terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 36b, 36d, 45, 57, 273f, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht . De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en bij dagvaarding II onder 2 subsidiair, 3 primair, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: mishandeling, mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft; poging tot zware mishandeling; mensenhandel, meermalen gepleegd. Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE KAMER

parketnummers 09/535650-06 (I) en 09/753240-07 (II)

's-Gravenhage, 23 januari 2008

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de ten aanzien van parketnummer 09/535650-06 door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1964,

adres: [adres].

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Haaglanden, P.C.S. Unit 2' te 's-Gravenhage.

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juli 2007, 24 september 2007, 5 december 2007 en 9 januari 2008.

De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.W. de Water, advocaat te Katwijk aan Zee, is ter terechtzitting van 9 januari 2008 verschenen en gehoord.

De officier van justitie mr. Pronk - Jordan heeft geconcludeerd dat verdachte terzake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding I onder 2 en het bij - gewijzigde - dagvaarding II onder 1, 2 primair en 3 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding I onder 1 en dagvaarding II onder 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld. Zij heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte terbeschikking zal worden gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

De telastlegging.

Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaardingen, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.

Overwegingen met betrekking tot vrijspraak.

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding I onder 2 en bij dagvaarding II onder 1 en 2 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen.

Algemeen

In deze zaak staan de verklaringen van de aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 2] lijnrecht tegenover de verklaringen van verdachte. De verklaringen van verdachte komen er samengevat op neer dat hij de beide vrouwen nimmer heeft geslagen, noch op andere wijze heeft mishandeld. Evenmin heeft hij hen gedwongen in de prostitutie te werken. Voor zover bij aangeefsters letsel is geconstateerd, is dat hoogstwaarschijnlijk het gevolg van hun werkzaamheden in de prostitutie, en dan met name het gevolg van sm-seks en 'gang-bangs', waaraan zij volgens zijn verklaringen vrijwillig deelnamen. Het misvormde oor heeft [aangeefster 1] opgelopen nadat zij met haar scooter onderuit was gegaan, aldus verdachte. (1)

Tegenover de verklaringen van verdachte staan die van aangeefsters. [aangeefster 1] (2) schetst in haar aangiftes een ontluisterend verhaal van mishandeling, intimidatie, vernedering en gedwongen prostitutie. In diezelfde lijn verklaart ook aangeefster [aangeefster 2] (3).

In het navolgende zal de rechtbank allereerst ingaan op de aan verdachte verweten gedragingen ten aanzien van [aangeefster 1], daarna op die ten aanzien van [aangeefster 2].

Reeds hier merkt de rechtbank op dat zij geen reden ziet de verklaring van de getuige [getuige A] op pagina 394 van het dossier als bewijsmiddel buiten beschouwing te laten. Mede tegen het licht van de aangiftes in het dossier, die deels met de verklaring van [getuige A] overeenkomen, is de rechtbank van oordeel dat de getuige kan worden gehouden aan genoemde verklaring, ook al is zij daarop ter terechtzitting teruggekomen. Aan de ter zitting afgelegde verklaring hecht de rechtbank geen geloof, nu zij ervan overtuigd is dat de getuige die verklaring niet vrijwillig heeft afgelegd, maar uit angst voor verdachte. Dat de getuige ten tijde van haar verklaring bij de politie in een psychose verkeerde, zoals zij ter terechtzitting heeft verklaard, is niet gebleken, nog los van de vraag of haar verklaring bij de politie daarmee onjuist zou zijn. De rechtbank merkt op dat de getuige [aangeefster 2] op pagina 332 verklaart van [getuige A] te hebben gehoord dat verdachte [aangeefster 1] in de woning van [getuige A] had mishandeld. Met andere woorden: niet alleen tegenover de politie, maar ook tegenover [aangeefster 2] heeft [getuige A] al over de mishandelingen van [aangeefster 1] verklaard, hetgeen de rechtbank sterkt in haar overtuiging dat [getuige A] bij de politie naar waarheid heeft verklaard.

[aangeefster 1]

Met de Officier van Justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is om ten aanzien van het onder 09/753240-07 onder 1. ten laste gelegde te komen tot een bewezenverklaring. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

Hetzelfde geldt ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde.

Dit is evenwel anders ten aanzien van de feiten 2. subsidiair en 3 primair.

In haar aangifte (4) verklaart [aangeefster 1] bij verdachte te zijn (zij bedoelt kennelijk: bij hem te wonen en een relatie met hem te hebben) uit angst. Die angst is ontstaan nadat verdachte haar in 1994 door het hoofd had geschoten, en haar moeder had doodgeschoten, alles voor de ogen van hun beider dochter [dochter van verdachte en aangeefster 1].

In haar aangifte (5) beschrijft [aangeefster 1] hoe zij al die jaren nadien veelvuldig is geslagen en daardoor pijn, kneuzingen en blauwe plekken heeft opgelopen. Zo verklaart zij onder meer dat verdachte haar in maart 2007 een brandende sigaret op haar tong heeft uitgedrukt, en in februari 2007 een losse voortand heeft geslagen (6). Verdachte heeft haar een keer zó hard met haar hoofd op de middenconsole van de auto geslagen, dat de voorruit onder het bloed zat (7). Op 10 maart 2007 beval verdachte [aangeefster 1] met haar benen wijd te gaan staan, waarna verdachte haar ca 50 keer hard tussen haar benen en op haar vagina heeft geschopt (8). [aangeefster 1] vertelt de politie ook hoe zij aan haar misvormde linkeroor komt: verdachte heeft haar vanaf november 2006 (9) zodanig (de rechtbank begrijpt: vaak) op haar linkeroor geslagen, dat het geheel misvormd geraakt is (10). In het dossier bevindt zich een foto van [aangeefster 1], waarop goed te zien is hoezeer het oor (inderdaad) is misvormd (11). [aangeefster 1] verklaart verder dat verdachte haar sinds november 2006 veelvuldig met een riem met ijzeren figuurtjes erop sloeg, hoofdhaar uittrok, en hete koffie in het gezicht gooide (12).

Met betrekking tot haar werk in de prostitutie verklaart [aangeefster 1] dat zij ongeveer negen jaar voor verdachte in de prostitutie heeft gewerkt, en al haar geld moest afstaan (13) . Het geld maakt hij op aan drugs, hij kocht er auto's van en ging er van op stap. Hij gaf er haar sierraden van, die hij kort daarna weer afpakte. Verdachte belde zelfs uit de gevangenis om te vragen hoeveel zij had verdiend. Zij moest het geld voor hem apart leggen. Verdachte heeft haar ook op een internet-sekssite gezet, zonder dat zij dat wilde. Hij maakte foto's van haar, die hij op de site plaatste, met een 06-nummer erbij (14).

De verklaringen van [aangeefster 1] staan niet op zichzelf, maar worden op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo verklaart ook [dochter van verdachte en aangeefster 1], de dochter van verdachte en [aangeefster 1], over de blauwe plekken, de losse voortand, een dikke lip en verwond tandvlees, die zij, destijds ca. 14 jaar oud, bij haar moeder heeft gezien. Ten aanzien van het laatste verklaart zij dat [aangeefster 1] haar vertelde dat haar vader haar met haar hoofd tegen de console van de auto had geslagen (15) . Verder verklaart zij dat haar moeder (de rechtbank begrijpt: van verdachte) ook niets mocht eten en niet mocht roken. 'Mijn moeder zat daar als een bang vogeltje. Zij was helemaal psychisch kapot, ik zag dat zij helemaal onder de blauwe plekken zat. Het was te erg om te zien', aldus [dochter van verdachte en aangeefster 1] (16). Ook beschrijft [dochter van verdachte en aangeefster 1] dat zij verdachte en [aangeefster 1] samen in de auto zag, waarbij haar moeders gezicht bont en blauw was, en er hele stukken hoofdhaar waren verdwenen. 'Jaaaa, ze heeft weer een rekening niet betaald' was de verklaring van verdachte tegenover [dochter van verdachte en aangeefster 1] (17).

[dochter van verdachte en aangeefster 1] heeft ook gezien dat verdachte [aangeefster 1] sloeg (18) , en dat verdachte [aangeefster 1] meerdere trappen in haar rug gaf (19) . [dochter van verdachte en aangeefster 1] heeft gehoord dat verdachte [aangeefster 1] de straat op stuurde en heeft gehoord dat hij daarbij zei dat ze klanten moest gaan opzoeken (20). [dochter van verdachte en aangeefster 1] heeft gezien dat verdachte [aangeefster 1] een andere keer een klap op haar hoofd gaf. [aangeefster 1] mocht niet naar de dokter en ook niet naar de tandarts toen verdachte een tand bij [aangeefster 1] had losgeslagen (21). 'Als ze nee zei, kreeg ze een klap, maar als ze ja zei ook' aldus [dochter van verdachte en aangeefster 1] (22) ). 'Zij werd de laatste tijd dagelijks op haar hoofd geslagen, en op haar lichaam. Als haar verwondingen minder werden, dan werden er vervolgens weer nieuwe verwondingen aangebracht. Ik heb bijna overgegeven toen mijn moeder een keer onder de douche stond en ik haar verwondingen op haar rug zag. Mijn moeder vertelde hierover dat zij met een riem op haar rug werd geslagen door mijn vader. Ik hoorde van haar dat het een riem was met veel ijzeren plaatjes erop. Ik heb die riem ook in de kast van mijn vader zien hangen' zo verklaart [dochter van verdachte en aangeefster 1] (23).

[dochter van verdachte en aangeefster 1] heeft psychische klachten als gevolg van hetgeen zij als kind heeft meegemaakt tussen verdachte en [aangeefster 1], en wordt daarvoor nu behandeld.

Ook getuige [getuige A] verklaart over de verhouding tussen verdachte en [aangeefster 1]. 'Ik weet wel dat [aangeefster 1] al haar geld aan [verdachte] moest afdragen' zo verklaart zij (24) . 'Ik heb gezien dat [aangeefster 1] veelvuldig werd afgetuigd door [verdachte]. Dit gebeurde met name in het kamertje van [dochter van verdachte en aangeefster 1]. ...'Ik hoorde hoe hard [aangeefster 1] werd geslagen. Ik zag dat [verdachte] vaak iets om zijn hand deed. ... 'Ik heb gezien dat [verdachte] [aangeefster 1] zó hard duwde, dat zij heel hard met haar hoofd tegen een salontafel kwam' (25).

[getuige A] verklaart verder over andersoortige mishandelingen, en ook over het oor van [aangeefster 1]: 'ik heb gezien dat [aangeefster 1] uit haar oor bloedde, ik meen haar linker oor. Het hele oor van [aangeefster 1] zag er niet uit. Ik ben verpleegkundige en herkende het letsel als een bloemkooloor'.

[getuige A] verklaart dat verdachte ernaartoe heeft gewerkt dat ook zij in de prostitutie ging werken (26), en dat zij nooit iets durfde te zeggen en dat zij bang was voor hem (27).

En dan zijn er nog de verklaringen van aangeefster/getuige [aangeefster 2], die verklaart dat zij weet dat [aangeefster 1] ([aangeefster 1], rb.) ook bij een seksclub werkte en al het geld moest afstaan aan [verdachte]. 'Ik was daar later verschillende malen bij en zag dan dat zij het geld moest afstaan' (28). [aangeefster 2] verklaart voorts hoe ook zij haar in de prostitutie verdiende geld aan verdachte moeste afstaan, hoe haar foto's op sekssites werden geplaatst, en hoe zij (gedwongen) op de been werd gehouden met spuitspeed (29). Hetgeen zij over zichzelf verklaart, komt, waar het de dwang en intimidatie door verdachte betreft, overeen met hetgeen [aangeefster 1] heeft verklaart, en in zoverre ondersteunen de verklaringen van [aangeefster 2] de aangiftes van [aangeefster 1] op dit punt.

Ten aanzien van [aangeefster 1] verklaart [aangeefster 2] verder dat zij er bij geweest is toen [aangeefster 1] klappen kreeg van verdachte (30).

[aangeefster 1] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte op 22 februari 2007 haar voortand heeft losgeslagen, dat zij van verdachte niet eerder dan op 28 februari 2007 naar de tandarts mocht en dat zij de tandarts toen heeft verteld dat zij een epilepsieaanval had gekregen (31). Dit incident wordt ondersteund door de tandartsverklaring in het dossier (32) en vindt verder bevestiging in de verklaring van [dochter van verdachte en aangeefster 1]: 'Ook weet ik dat zij een keer niet naar de tandarts mocht. Hij had toen haar tand losgeslagen.' (33)

Ten aanzien van het overige letsel verwijst de rechtbank naar de medische verklaring en naar de foto's op p. 68 t/m 78. In de medische verklaring (34) staat vermeld: 'het uitwendige aspect van het linkeroor kan passen bij uitgebreid kraakbeenletsel van de oorschelp door recidiverend stomp uitwendig geweld op het linkeroor'. Opmerkelijk is in dit verband dat een eenmalig verkeersongeval niet vermeld is als mogelijke oorzaak voor dit letstel.

De foto's op pagina 74 ondersteunen naar het oordeel van de rechtbank op overtuigende wijze de aangifte, waar het het trappen tussen haar benen betreft.

Er bevindt zich één ontlastende verklaring in het dossier: die van [B], afgelegd bij de rechter-commissaris. Gelet op (alleen al) de hoeveelheid belastende bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat aan die verklaring geen waarde dient te worden gehecht.

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de feiten 2. subsidiair, 3 primair en 5. wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 5. overweegt de rechtbank nog dat uit de genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende een aantal jaren, en in ieder geval gedurende de ten laste gelegde periode door een regiem van mishandeling, vernedering, en terreur [aangeefster 1] in de prostitutie heeft gehouden, ook al zou zij voorafgaand aan de ten laste gelegde periode al eerder in de prostitutie werkzaam zijn geweest. In zoverre is dan ook sprake van dwang, die [aangeefster 1] ervan heeft weerhouden zelf een keuze te maken ten aanzien van de momenten waarop zij wel of niet als prostituee wilde werken. Dat ook sprake was van uitbuiting blijkt uit het feit dat zij al haar verdiensten aan verdachte diende af te staan, terwijl zij nauwelijks in staat werd gesteld voldoende te eten.

[aangeefster 2]

Thans zal de rechtbank ingaan op het verdachte onder parketnummer 09/753240-07 onder 4. en onder parketnummer 09/535650-06 ten laste gelegde.

09/753240-07 onder 4

In haar aangifte verklaart [aangeefster 2] dat zij helemaal in de ban van verdachte raakte, dat zij hem niet kwijt wilde en dat toen hij aangaf dat zij of in de prostitutie moest gaan werken of hij zou de relatie beëindigen, zij vervolgens in dezelfde seksclub als [aangeefster 1] is gaan werken. Verder verklaart [aangeefster 2] dat zij haar geld altijd direct aan verdachte moest geven (35). Na een maand of vijf, zo verklaart [aangeefster 2], heeft verdachte een foto van haar op de internetsite [internetsite] geplaatst. Zij werd dan op haar mobiele telefoon gebeld. Verdachte beschikte meestal over deze telefoon en zei eigenlijk nooit nee, aldus [aangeefster 2], ook al was zij kapot. Hierover zegt zij: 'Ik kreeg dan echt niet de kans om nee te zeggen. Ik kreeg dan regelmatig een spuit met spuitspeed om op de been te blijven. Ik kreeg de speed van [verdachte].' Verder verklaart [aangeefster 2] dat zij er best mee had willen stoppen maar dat dat echt niet kon, omdat zij dat niet tegen verdachte durfde te zeggen. 'Ik kende zijn verleden.' (36) Over de periode rond oktober 2006 verklaart [aangeefster 2] dat zij steeds meer afhankelijk werd van de speed en daarmee van verdachte en dat verdachte steeds agressiever werd en haar meerder keren heeft geschopt en geslagen. Verdachte heeft volgens [aangeefster 2] bovendien een keer haar keel lange tijd dichtgeknepen. (37) 'De laatste mishandeling was in [plaats 2] in mijn flat, waar de politie ook bij is geweest .' (38) 'Ik weet nog dat de politie op 1 november 2006 bij mij stond vanwege huiselijk geweld omdat er door de buren gebeld was. Ik durfde toen geen aangifte te doen en heb verder ook niets tegen [verdachte] verklaart.' (39) Uit de medische verklaring van 2 november 2006 blijkt dat de behandelend arts kneuzingen op het gelaat en pijnlijke ribben heeft geconstateerd (40).

Zoals hierboven reeds overwogen, komt hetgeen [aangeefster 2] over zichzelf verklaart, waar het de dwang, de intimidatie en het geweld door verdachte betreft, overeen met hetgeen [aangeefster 1] heeft verklaard, en in zoverre ondersteunen de verklaringen van laatstgenoemde de aangiftes van [aangeefster 2] op dit punt.

Zo verklaart [aangeefster 1] onder meer dat zij hoorde dat verdachte [aangeefster 2] vaak sloeg, dat [aangeefster 2] diverse blauwe plekken op haar lichaam had, dat [aangeefster 2] onder de speed zat, dat zij deze speed van verdachte kreeg, dat verdachte wel eens de speed inspoot in de kuit of het been van [aangeefster 2] en dat [aangeefster 2] haar het geld dat zij met de prostitutie verdiende, moest afstaan aan verdachte (41).

De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt van de raadsman van verdachte dat getwijfeld kan worden aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [aangeefster 2] en dat deze verklaringen ook geen ondersteuning vinden in het dossier.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. In het bijzonder overweegt de rechtbank nog dat uit de genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende een aantal maanden door psychische druk en geweld [aangeefster 2] in de prostitutie heeft gehouden. In zoverre is dan ook sprake van dwang. Dat ook sprake was van uitbuiting blijkt uit het feit dat zij al haar verdiensten aan verdachte diende af te staan.

09/535650-06

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is om ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde te komen tot een bewezenverklaring. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

Dit geldt echter niet voor het onder 1 ten laste gelegde.

Als de politie op 1 november 2006 naar aanleiding van een melding terzake van huiselijk geweld bij het betreffende adres aanbellen, wordt de deur geopend door verdachte. Binnen treffen zij [aangeefster 2] aan. In een gesprek buiten aanwezigheid van verdachte maakt [aangeefster 2] op de agenten een bange indruk. Zij huilde en verklaarde dat haar vriend (verdachte, rb) haar geslagen had. [aangeefster 2] heeft de agenten verder verteld dat zij erg bang was voor verdachte en dat zij de afgelopen paar dagen door hem werd mishandeld, maar dat zij nog niet wist of zij aangifte wilde doen (42). De agenten constateren bij [aangeefster 2] een dikke bult op de kaak, schrammen op haar hals en een blauwe plek op haar linkerbovenarm (43). Zij gaf ook aan dat het erge pijn deed (44). 'Ik zag dat de zijkant van haar gezicht opgezwollen was en blauw verkleurt. Tevens zag ik dat haar linkeroor donker blauw verkleurd was', aldus de verbalisant (45) .

Een en ander vindt steun in de verklaring van de buurvrouw van [aangeefster 2], mevrouw [buurvrouw]. Zij verklaart dat [aangeefster 2] haar heeft verteld dat zij door haar nieuwe vriend werd mishandeld. Ook heeft getuige [buurvrouw] gezien dat [aangeefster 2] bang was(46) . Getuige [buurvrouw] verklaart verder over een aantal voorvallen in de dagen vóór 1 november 2006, waaronder een briefje dat zij van [aangeefster 2] heeft gekregen (47). Daarin vraagt [aangeefster 2] of getuige [buurvrouw] het even in de gaten wil houden als zij een hoop herrie of gegil hoort, maar dat zij niet de politie hoeft te bellen (48). Over 1 november 2006 verklaart getuige [buurvrouw] dat zij hoorde dat [aangeefster 2] diverse malen werd geslagen, dat zij op enig moment een bonkend geluid hoorde, dat werd geschreeuwd: 'Heb je nu genoeg gehad?!' en dat [aangeefster 2] dat gillend bevestigde (49). Getuige [buurvrouw] heeft vervolgens 112 gebeld.

Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte onder 1 primair verweten feit wettig en overtuigend is bewezen. Het naderhand door [aangeefster 2] opgestelde briefje dat de rechtbank via de raadsman van verdachte heeft bereikt, maakt dat oordeel niet anders. Gelet op de genoemde bewijsmiddelen komt de juistheid van de inhoud van dat briefje de rechtbank niet aannemelijk voor. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [aangeefster 2] het briefje heeft opgesteld onder druk van verdachte.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld en die reden geven tot de bewezenverklaring.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding I onder 1 en de op dagvaarding II onder 2 subsidiair, 3 primair, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.

De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.

Strafmotivering.

De combinatie van de foto's op pagina 68 e.v. met de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen, laat zien wat er in de afgelopen jaren met [aangeefster 1] is gebeurd: zij is door toedoen van verdachte verworden tot een menselijk wrak. Gedurende een aantal jaren is zij lichamelijk geteisterd door veelvuldige mishandelingen. Verdachte sloeg en schopte haar met regelmaat, op het laatst haast dagelijks. Door het veelvuldige slaan op het linkeroor is dat oor geheel vervormd, hetgeen blijvend letsel is. De wijze waarop de mishandelingen plaatsvonden, hebben naar het oordeel van de rechtbank zonder meer een sadistisch karakter. De voorbeelden van de mishandelingen die [aangeefster 1] geeft, zijn verbijsterend: zo moest zij bijvoorbeeld van verdachte met haar benen wijd gaan staan, waarna verdachte haar circa vijftig keer hard in haar vagina trapt. Of: hete koffie in haar gezicht gooien en vragen of ze dat lekker vindt. Of: terwijl [aangeefster 1] achter verdachte de trap oploopt, zich plotseling omdraaien en haar de trap afschoppen, en dan zeggen: 'Zo'. Het stelselmatige karakter van de mishandelingen was voor [aangeefster 1] op den duur ook zeer vernederend. Verdachte had geen enkel respect voor haar als mens. Dit wordt ook nog eens geïllustreerd doordat verdachte ook over [aangeefster 1] heen plaste, ook in haar gezicht, en haar dan, onder geplast en al gebood een uur op de bank te gaan zitten. Verdachte heeft [aangeefster 1], kwetsbaar als zij toch al was door haar (wederom door verdachte bepaalde) verleden, als mens tot de grond toe afgebroken. [aangeefster 1] is onder zijn handen verworden tot een willoos werktuig, dat geen enkele weerstand meer kon bieden, en daardoor door verdachte gemakkelijk in de prostitutie kon worden gehouden.

Verdachte heeft zich tegenover [aangeefster 2] op vergelijkbare wijze gedragen, zij het dat de gevolgen voor [aangeefster 2] minder verstrekkend lijken te zijn geweest dan voor [aangeefster 1]. Maar ook zij werd door verdachte mishandeld en met geweld in de prostitutie gehouden.

Het strafwaardige van de bewezen verklaarde feiten behoeft, na al hetgeen daarover in het voorafgaande is gezegd nauwelijks meer betoog. Misselijkmakend en mensonterend, zijn woorden die er wat de rechtbank betreft bij passen.

Naar aanleiding van de strafzaak die het gevolg was van het incident waarbij verdachte [aangeefster 1] door het hoofd schoot, en haar moeder doodschoot, is destijds het advies gegeven verdachte een TBS met dwangverpleging op te leggen. De betreffende rapportages, uit 1994, bevinden zich in het dossier.

Sedertdien heeft verdachte in andere strafzaken iedere medewerking aan onderzoeken naar zijn geestesgesteldheid geweigerd, behalve in 2004. In dat jaar oordeelden de psychiater en de psycholoog dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is te achten. In de onderhavige zaak heeft verdachte aangegeven wederom iedere medewerking aan psychologisch/psychiatrisch onderzoek te weigeren, waaronder ook observatie bij het PBC.

Het bizarre geweld dat verdachte ook in deze zaak heeft aangewend, heeft ook bij de rechtbank vragen doen rijzen met betrekking tot de geestelijke gezondheid van verdachte. Gelet op zijn proceshouding is het in deze zaak echter niet mogelijk gebleken daarnaar onderzoek te doen. Een geestelijke stoornis is in het kader van deze zaak dan ook niet vastgesteld. De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte ter observatie zal worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum. De rechtbank zal deze vordering afwijzen, gelet op de proceshouding van de verdachte. Subsidiair heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van drie jaren geëist, en daarnaast terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De officier van justitie heeft zich voor wat betreft de noodzakelijke geestelijke stoornis beroepen op de adviezen uit 1994. De rechtbank is evenwel van oordeel dat deze rapportages - die overigens een treffend beeld van verdachte geven, gezien in het licht van de gedragingen van verdachte in de jaren ná 1994 - te gedateerd zijn, maar bovendien worden tegengesproken door de rapportages uit 2004. Aldus kunnen de rapportages uit 1994 naar het oordeel van de rechtbank geen basis meer vormen voor een aan verdachte op te leggen TBS met dwangverpleging.

De ernst van de feiten, in combinatie met de weigerachtige proceshouding van verdachte ten aanzien van te verrichten onderzoek naar zijn geestvermogens, brengt de rechtbank er toe hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van een langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Het zijn met name het langdurige, stelselmatige karakter van de mishandelingen van [aangeefster 1] en de wil om haar als mens tot nul te reduceren, opdat zij verder zonder enig verzet doet wat hij verlangt, die een hogere straf dan geëist rechtvaardigen. Ook betrekt de rechtbank daarbij de voor [aangeefster 1] levenslange psychische gevolgen van deze jarenlange vernederingen, almede de psychische gevolgen die één en ander hebben gehad voor zijn eigen dochter, die veel van de mishandelingen heeft moeten meemaken. De effecten van verdachtes gedrag strekken zich ook uit tot [aangeefster 2], en zelfs haar zoontje heeft angsten voor verdachte. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank tot slot ook in aanmerking genomen dat verdachte al eerder voor ernstige geweldsdelicten, verkrachting, mishandeling, bezit van drugs en wapens tot aanzienlijke gevangenisstraffen is veroordeeld.

Inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2, en 17.

De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 5, 6, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

- 36b, 36d, 45, 57, 273f, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht;

Beslissing.

De rechtbank,

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2 en bij dagvaarding II onder 1 en 2 primair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en bij dagvaarding II onder 2 subsidiair, 3 primair, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

Dagvaarding I,

Feit 1:

mishandeling.

Dagvaarding II,

Feit 2 subsidiair:

mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

Feit 3 primair:

poging tot zware mishandeling;

Feit 4 en 5:

mensenhandel, meermalen gepleegd;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

Ten aanzien van dagvaarding I:

in verzekering gesteld op: 01 november 2006,

in voorlopige hechtenis gesteld op: 03 november 2006,

welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van: 03 november 2006,

opschorting opgeheven op: 29 november 2006;

welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van: 07 december 2006,

Ten aanzien van dagvaarding II:

in verzekering gesteld op: 28 maart 2007,

in voorlopige hechtenis gesteld op: 29 maart 2007,

gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (gewaarmerkt C) inbeslaggenomen voorwerpen , genummerd 1, 2, en 17;

verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (gewaarmerkt C) inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 5, 6, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16.

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door

mrs. Van der Burg, voorzitter,

Milders en Struyker Boudier , rechters,

in tegenwoordigheid van mr. Lohuis, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2007.

(1) Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 9 jan. 2008

(2) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007 p. 45 ev., 53 ev., d.d. 17 juli 2007 358 ev.

(3) 09/535650-06: Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 november 2006 p. 16 ev, en 09/753240-07: Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], d.d. 24 mei 2007, p. 329 ev. en d.d. 17 juli 2007, p.354 ev.

(4) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007, p. 45

(5) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007, p. 46

(6) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007, p. 46

(7) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 17 juli 2007, p. 360

(8) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007, p. 48

(9) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007, p. 49

(10) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007, p. 47

(11) Een geschrift, inhoudende foto 3, p. 68

(12) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007. p. 47

(13) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 17 juli 2007, p. 359

(14) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 17 juli 2007, p. 360

(15) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 378

(16) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 379

(17) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 380

(18) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 380

(19) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 381

(20) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 381

(21) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 382

(22) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 382

(23) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 383

(24) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige A], d.d. 29 november 2007, p.395

(25) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige A], d.d. 29 november 2007, p.396

(26) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige A], d.d. 29 november 2007, p.394

(27) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige A], d.d. 29 november 2007, p.396

(28) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], d.d. 24 mei 2007, p. 326 en 327, d.d. 5 juli 2007 p.355

(29) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], d.d. 24 mei 2007, p.327

(30) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 17 juli 2007, p. 359

(31) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 12 maart 2007, p. 46

(32) Verslag van tandarts [tandarts], d.d. 27 februari 2007, p. 66

(33) Proces-verbaal van verhoor getuige [dochter van verdachte en aangeefster 1], d.d. 16 november 2007, p. 382

(34) Verslag van [forensisch arts], forensisch arts GGD Hollands Midden, d.d. 2 april 2007, p. 168

(35) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], d.d. 8 juni 2007, p. 330

(36) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], d.d. 8 juni 2007, p. 331

(37) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], d.d. 8 juni 2007, p. 331

(38) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], d.d. 5 juli 2007, p. 356

(39) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2], d.d. 8 juni 2007, p. 332

(40) Verslag van [huisarts], huisarts, d.d. 2 november 2006, p. 344

(41) Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1], d.d. 17 juli 2007, p. 358 en 359

(42) 09/535650-06, proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 november 2006, p. 17

(43) 09/535650-06, proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 november 2006, p. 16

(44) 09/535650-06, proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 november 2006, p. 18

(45) 09/535650-06, proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 november 2006, p. 25

(46) 09/535650-06, proces-verbaal van verhoor getuige [buurvrouw], d.d. 2 november 2006, p. 19

(47) 09/535650-06, proces-verbaal van verhoor getuige [buurvrouw], d.d. 2 november 2006, p. 20

(48) 09/535650-06, een geschrift inhoudende de kopie van de genoemde briefjes, p. 23-24

(49) 09/535650-06, proces-verbaal van verhoor getuige [buurvrouw], d.d. 2 november 2006, p. 21


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature