U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft het slachtoffer met geweld van een aantal goederen beroofd. Verder heeft verdachte op de openbare weg samen met anderen een lifthuis beschadigd door daarop graffiti aan te brengen. Gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bijzondere voorwaarde: gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, zolang die instelling zulks nodig acht en zich zal houden aan andere aanwijzingen te geven door deze instelling; ook als dat inhoudt het volgen van een delictpreventietraining. Werkstraf van 240 uren. De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE KAMER

(VERKORT VONNIS)

parketnummers: 09.658.163-07 dagvaarding I.

ttz gev. met : 09.900.495-08 dagvaarding II.

's-Gravenhage, 10 november 2008

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1986 te [plaats] ([land])

wonende te [adres].

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 oktober 2008.

De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr C. Vogtschmidt, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.

De officier van justitie mr L.M. Robert-Altimari heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I. onder 1 en 2 primair en het hem bij dagvaarding II. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een delict-preventietraining.

De tenlastelegging.

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaardingen, gemerkt A.1. t/m A.5.

Vrijspraak.

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding I. onder 1. is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.Verdachte heeft verklaard dat hij met [A] op weg was naar de flat waar de vader van [A] woonde, omdat [A] had gehoord dat zijn vader was neergestoken. Toen ze bij de flat aankwamen mochten ze van de politie niet naar binnen. [A] heeft desondanks een aantal keren geprobeerd de flat binnen te gaan. Op een gegeven moment werd [A] vastgegrepen door drie agenten. Verdachte schrok, aldus nog steeds zijn verklaring, van de kracht waarmee en de wijze waarop de agenten dit deden. Omdat verdachte zag dat [A] paars aanliep, is hij hem te hulp gekomen. Hierbij heeft hij, zo vervolgt verdachte, geroepen 'laat hem met rust' en getracht [A] uit zijn benarde positie te helpen. Gelet op deze - ook ter terechtzitting afgelegde - verklaring van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte ervan op de hoogte was dat [A] op dat moment was aangehouden en derhalve met zijn handelwijze de bedoeling heeft gehad deze aanhouding te beletten, te belemmeren of te verijdelen. Die wetenschap kan evenmin worden afgeleid uit het proces-verbaal van aanhouding.

Ten aanzien van het bij dagvaarding I. onder 2 primair, ten laste gelegde is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het openlijke geweld tegen een bouwkeet. Immers, de aangifte namens [X] B.V. ziet op een bedrijfsgebouw en medeverdachte [B] verklaart wel over een tag op een bouwkeet, maar uit zijn verklaring blijkt niet dat die op de ten laste gelegde datum is aangebracht.

Voor wat betreft het bij dagvaarding II gemaakte verwijt acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte dat tezamen en in vereniging met een ander heeft gedaan. Uit het dossier blijkt wel de betrokkenheid van een onbekend gebleven persoon, maar niet kan worden vastgesteld dat tussen deze persoon en verdachte sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij het plegen van dit feit. Ten slotte is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte een diefstal met (bedreiging met) geweld of een afpersing heeft gepleegd tegen [C]. Uit het dossier blijkt dat het de mededader van verdachte is geweest die [C] heeft beroofd, terwijl niet blijkt van een strafbare betrokkenheid van verdachte bij dit feit.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding I. onder 2 primair en de op de dagvaarding II. ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.1. t/m B.4.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.

De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.

Strafmotivering.

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft op straat [D] met geweld van een aantal goederen beroofd. Toen [D] samen met een vriend naar huis liep, werden zij door verdachte en een andere jongen aangesproken. Het was een normaal gesprek en de jongens liepen een stukje met elkaar op. Opeens haalde verdachte een fles uit zijn jaszak en sloeg deze tegen een muur kapot. Direct daarna zette hij deze op de hals van [D]. Verdachte uitte schreeuwend, allerlei bedreigingen aan het adres van [D] en heeft [D] aldus gedwongen een aantal spullen af te geven. Vervolgens heeft hij [D]s portemonnee uit zijn broekzak gehaald en het geld dat daarin zat eruit gehaald. Daarna heeft hij [D] in zijn gezicht geslagen omdat hij boos was dat [D] eerst gezegd had dat hij geen geld bij zich had. Verdachte is met de spullen en het geld weggerend. Verdachte heeft verklaard dat het in die tijd niet goed met hem ging. Hij had geen huisvesting, geen werk en geen inkomen. Hij had die avond veel alcohol gedronken en een XTC-pil genomen. Die combinatie heeft ertoe geleid dat verdachte agressief werd. Dat hij nog nooit eerder een XTC-pil had genomen en zich niet tot nauwelijks bewust van wat hij deed, maakt het gepleegde feit niet minder naar. Het is totaal ongewis op welke wijze verdachte zou hebben gereageerd indien [D] zich meer zou hebben verzet. Het is dan ook niet dankzij verdachte dat fysiek letsel bij [D] is uitgebleven. Wel is invoelbaar dat feiten als de onderhavige (langdurige) psychische gevolgen kunnen hebben voor het slachtoffer. Dat verdachte direct de volgende dag, toen hij zich realiseerde wat hij had gedaan, de spullen aan [D] heeft teruggegeven, maakt het voorgaande geenszins anders.

Verder heeft verdachte op de openbare weg samen met anderen een lifthuis beschadigd door daarop graffiti aan te brengen. Graffiti is in de huidige samenleving een probleem dat veel maatschappelijke schade oplevert. Alhoewel door sommigen graffiti als kunst zal worden beschouwd, zal het merendeel van degenen die ermee geconfronteerd worden zich eraan storen en de graffiti beschouwen als weer een teken van de verloedering van de samenleving.

Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder ter zake van diefstal en openlijke geweldpleging is veroordeeld. Volgens verdachte geeft zijn strafblad een vertekend beeld van de werkelijkheid en is hij geen agressief of gewelddadig persoon.

Over verdachte is op 22 augustus 2008 door het Leger des HeilsJeugdzorg & Reclassering een voorlichtingsrapport uitgebracht.

In dit rapport is vermeld dat verdachte op eigen initiatief sinds januari 2008 is gestopt met het dagelijks gebruik van (soft) drugs en dat hij sindsdien ook geen alcohol meer heeft genuttigd. Verdachte heeft bij de reclassering te kennen gegeven dat hij spijt heeft van de beroving en dat hij zijn leven sindsdien aan het verbeteren is. Hij heeft sinds het begin van dit jaar een vriendin en woont bij haar en haar ouders. De reclassering heeft met haar gesproken. Volgens zijn vriendin is verdachte een lieve, energieke en vrolijke jongen. Zij kan zich niet voorstellen dat verdachte zich agressief kan gedragen. Zij wijt het gedrag aan zijn middelengebruik.

De reclassering heeft ook contact opgenomen met twee begeleiders van verdachte, werkzaam bij [...] in [plaats]. Zij kennen verdachte ruim vijf jaar en zien hem als een groot kunstenaar die zichzelf probeert te ontwikkelen respectievelijk als een getalenteerde en creatieve jongen die zijn leven positief wil veranderen. Ook zij kennen verdachte niet als een agressief persoon. Zij achten het van belang dat verdachte begeleid wordt om te re-integreren in de maatschappij.

De reclassering komt eveneens tot de conclusie dat het verdachte serieus is uit handen van de politie en justitie te blijven. Zij hebben de indruk dat verdachte gemotiveerd is, maar dat hij onvoldoende in staat is om zijn doelen (huisvesting, scholing en werk) zelfstandig te verwezenlijken. Het is van belang dat verdachte op een andere manier met tegenslagen en emotionele druk leert omgaan. Hij zal moeten leren eerst na te denken en dan te handelen, met name op het gebied van middelengebruik. Zijn keuzemogelijkheden en de effecten van middelengebruik zullen een rol hebben gespeeld bij de straatroof, omdat betrokkene normaliter niet als agressief en gewelddadig ervaren wordt.

De reclassering is dan ook van oordeel dat het volgen van een delictpreventietraining geïndiceerd is. Ook acht zij een verplicht reclasseringscontact van belang, zodat er voor verdachte een stok achter de deur is om zijn praktische zaken goed op orde te brengen. Daarnaast zal binnen dat kader de rol van zijn middelengebruik goed kunnen worden onderzocht.

Een agressieregulatietraining acht de reclassering op dit moment niet opportuun.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het nog steeds goed met hem gaat en dat hij op de goede weg is. Hij is na 15 december 2007 niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. In september 2008 is hij met een opleiding begonnen.

Verdachte heeft aangegeven door de reclassering begeleid te willen worden, zoals door hen is voorgesteld.

De rechtbank stelt voorop dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, en dan met name de straatroof, op zichzelf een gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, rechtvaardigen. Daar staat tegenover dat de feiten geruime tijd geleden zijn gepleegd en dat de politie op de dag van de aangifte van de straatroof al beschikte over een foto van verdachte en niet lang daarna ook over zijn naam, maar verdachte pas op 15 juli 2008 heeft aangehouden. Verdachte heeft sinds begin 2008 zijn leven op positieve wijze veranderd en ter zitting heeft hij op heldere wijze verwoord hoe hij aan zijn toekomst werkt en verder wil werken. De rechtbank vindt dat verdachte de kans dient te krijgen om op de door hem ingeslagen weg verder te gaan en zal dan ook niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Alles overziend, acht de rechtbank de na te melden straffen passend en geboden.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen :

9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 141, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De rechtbank,

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I. onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I. onder 2 primair en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt :

dagvaarding I.

2. primair :

OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN.

dagvaarding II.

AFPERSING

en

DIEFSTAL VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN

BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET

HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAK-

KELIJK TE MAKEN EN OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD HET BEZIT VAN

HET GESTOLENEN TE VERZEKEREN.

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt verdachte te dier zake tot :

gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN;

bepaalt, dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

en onder de bijzondere voorwaarden :

dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, zolang die instelling zulks nodig acht en zich zal houden aan andere aanwijzingen te geven door deze instelling; ook als dat inhoudt het volgen van een delictpreventietraining.

geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;

veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid voor de tijd van 240 uren;

beveelt dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 dagen;

bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 154 uren subsidiair 77 dagen resteren;

in verzekering gesteld op : 16 juli 2008;

in voorlopige hechtenis gesteld op : 18 juli 2008;

welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang 28 augustus 2008.

De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit vonnis is gewezen door

mrs G.P. Verbeek, voorzitter,

en V.F. Milders en B. Bastein, rechters,

in tegenwoordigheid van M.L.A. van der Togt, griffier.

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2008.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature