Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Echtscheiding uitgesproken. Verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partnerbijdrage afgewezen. De vrouw had alles in het werk moeten stellen om haar verdiencapaciteit volledig te benutten. Zij had ervoor moeten zorgen een gepaste baan te vinden om zodoende haar eigen inkomen te ontvangen en geheel of tenminste grotendeels in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector familie- en jeugdrecht

Enkelvoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 08-2749

Zaaknummer: 308667

Datum beschikking: 30 maart 2009

Scheiding

Beschikking op het op 9 april 2008 ingekomen verzoek van:

[de man],

de man,

wonende te [plaats][land],

advocaat: mr. P.J. Montanus te Rijswijk.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw],

de vrouw,

wonende te [land],

advocaat: mr. S. Vaupell te Wolvega.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoekschrift;

- het verweerschrift tevens verzoekschrift;

- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;

- de brief d.d. 16 januari 2009 van de zijde van de man;

- het faxbericht (met bijlagen) d.d. 29 januari 2009 van de zijde van de vrouw, tevens houdende een wijziging c.q. vermeerdering van haar verzoek ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

Op 9 februari 2009 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, alsmede de advocaat van de vrouw. Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:

- de brief (met bijlagen) d.d. 5 maart 2009 van de zijde van de vrouw;

- het faxbericht d.d. 6 maart 2009 van de zijde van de man.

Ter terechtzitting is de vrouw in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen te reageren op stukken die per abuis niet aan het door de vrouw ontvangen verzoekschrift waren gehecht. Nu zij haar reactie eerst op 5 maart 2009 aan de rechtbank heeft doen toekomen, zal de rechtbank op de inhoud ervan, zoals ook door de man is verzocht in voornoemd faxbericht, geen acht slaan.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt tot echtscheiding met een nevenvoorziening:

- te verklaren voor recht dat partijen hun huwelijkse voorwaarden met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid hebben afgewikkeld en terzake niets meer van elkaar te vorderen hebben; een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De vrouw voert geen verweer tegen de verzoeken van de man.

Zij verzoekt de echtscheiding uit te spreken, met als (zelfstandige) nevenvoorzieningen:

- te verklaren voor recht dat partijen de huwelijkse voorwaarden hebben afgewikkeld;

- te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, bij vooruitbetaling, dient te voldoen een bedrag van € 1.000,- per maand, althans een bedrag in goede justitie vast te stellen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De man verzoekt de vrouw in haar verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek af te wijzen, kosten rechtens.

Bij vermeerdering van haar verzoek heeft de vrouw nadere verdeling verzocht van een aantal nader te noemen inkomensbestanddelen over 2005, 2006 en 2007.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.

Uit de overgelegde bewijsstukken blijkt dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben.

Blijkens authentiek bewijsstuk zijn de echtgenoten op [datum] 1999 in de gemeente [plaats] met elkander gehuwd.

Partijen zijn gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden inhoudende uitsluiting van elke huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap, met een verrekenbeding.

Echtscheiding

Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe en is krachtens het bepaalde in artikel 1, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.

De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is erkend en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.

Partneralimentatie

Met betrekking tot de rechtsmacht en het toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt.

De man heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek van de vrouw tot partneralimentatie niet beschouwd kan worden als een door haar ingestelde zelfstandige vordering als verbonden aan de vordering tot echtscheiding. De rechtbank volgt de man niet in zijn standpunt, nu de vrouw zelfstandig eveneens om het uitspreken van de echtscheiding heeft verzocht, zodat reeds daarom haar verzoek tot partneralimentatie kan worden beschouwd als een bijkomende eis die verbonden is met een vordering betreffende de staat van personen in de zin van artikel 5 lid 2 van de EEX-Verordening (nr. 44/2001 van 22 december 2000). Op grond van dit artikel heeft de Nederlandse rechter derhalve rechtsmacht ten aanzien van het verzoek tot partneralimentatie.

Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 8 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 2 oktober 1973, Trb. 1974, 86, Nederlands recht toepassen.

De vrouw heeft een partnerbijdrage verzocht van € 1.000,- per maand. Zij heeft daartoe gesteld dat zij behoeftig is. Zij kan door eigen verdiensten niet in haar eigen levensonderhoud voorzien en gezien de levensstandaard ten tijde van het huwelijk, heeft zij behoefte aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. Zij heeft daartoe onder meer het volgende gesteld. Ten tijde van het huwelijk was de man werkzaam als directeur van diverse bedrijven in het buitenland en werkte zijzelf in ieder geval tot 2000 in diverse functies. De laatste periode van het huwelijk was de vrouw niet werkzaam. Zij stelde haar leven in het teken van de carrière van de man. Het gezinsinkomen bedroeg € 5.000,- netto per maand. De levensstandaard ten tijde van het huwelijk was hoog, en partijen hadden een rijk sociaal en financieel leven, dat bestond uit dure vakanties, dure kleding en hobby's, veel feesten en diners. Vanwege achterstand op het gebied van de meest recente ontwikkelingen, het lange verblijf in het buitenland en haar leeftijd kon de vrouw na beëindiging van de relatie geen werk vinden in Nederland. Dat heeft haar doen besluiten een baan te accepteren in [plaats]. Daar werkt zij thans als manager van een lodge en zij houdt na aftrek van de kosten van levensonderhoud een bedrag over van € 340,- netto per maand. Hieruit blijkt volgens de vrouw dat zij behoeftig is en behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, welke gerelateerd moet worden aan het gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk. Rekening houdend met haar keuze om in [plaats] met bijbehorend inkomen te gaan wonen en werken becijfert zij haar behoefte op € 1.000,- per maand.

De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrouw haar behoefte onvoldoende heeft onderbouwd en onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Hij betwist dat zij haar leven in het teken van zijn carrière heeft gesteld. Immers, zij beschikte over voldoende opleiding, ervaring en talenkennis om in de landen waar partijen hebben gewoond (Amerika, Tsjechië en Polen) aan het werk te kunnen gaan. Haar keuze om - na het uiteengaan van partijen in mei 2006 - naar [land] te vertrekken en daarmee haar behoefte in negatieve zin te beïnvloeden moet zijns inzien geheel voor haar rekening en risico worden gebracht. De verwijzing van de vrouw naar het gezinsinkomen moet om die reden gepasseerd worden. Ook omdat de man thans niet meer beschikt over een dergelijk expat-salaris met bijbehorende voorzieningen, kan de behoefte van de vrouw niet gerelateerd worden aan het inkomen ten tijde van het huwelijk. Het verzoek van de vrouw dient op grond van het vorenstaande te worden afgewezen.

Subsidiair leidt het voorgaande er naar de mening van de man toe dat slechts de huidige financiële situatie maatgevend kan zijn voor de verzochte alimentatie. In dat geval stelt de man zich op het standpunt dat de vrouw haar behoefte onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt niet van veel kosten, waarbij nog rekening gehouden moet worden met het feit dat de vrouw uit hoofde van afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden beschikt over een vermogen van circa € 167.000,-. Uit het feit dat de vrouw eerst thans een verzoek doet tot vaststelling van een partnerbijdrage, terwijl zij al geruime tijd werkzaam is in [land] met bijbehorend salaris en kosten, leidt de man af dat de vrouw het kennelijk wel degelijk zonder een bijdrage in haar levensonderhoud kan stellen.

De rechtbank overweegt als volgt. Door de man is niet bestreden dat zijn draagkracht een zodanige bijdrage toelaat, zodat deze geen bespreking behoeft. De rechtbank gaat thans over tot bespreking van de behoefte van de vrouw.

Vast is komen te staan dat de vrouw enige tijd gedurende het huwelijk heeft gewerkt. De man heeft onweersproken gesteld dat zij beschikt over een opleiding aan de sociale academie en drie talen vloeiend spreekt. Tevens beschikt zij over werkervaring in verschillende functies. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage d.d. 17 januari 2007 (LJN AZ8368) oordeelt de rechtbank dat de vrouw alles in het werk had moeten stellen om haar verdiencapaciteit volledig te benutten. Zij had ervoor moeten zorgen een gepaste baan te vinden om zodoende haar eigen inkomen te ontvangen en geheel of tenminste grotendeels in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. De stelling dat zij er niet in is geslaagd haar verdiencapaciteit in Nederland te benutten en dat zij genoodzaakt was de baan in [land] te aanvaarden is door haar naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt. Door haar verzoek tot partneralimentatie te baseren op de huwelijkse welstand, terwijl de samenleving reeds twee jaar geleden is beëindigd, mede bezien in het licht van haar eigen keuze om in [land] te gaan werken, wentelt zij deze eigen keuze om een relatief laagbetaalde functie te aanvaarden af op de man. Dit acht de rechtbank onredelijk. Haar keuze om haar verdiencapaciteit niet in Nederland of in een ander Europees land te benutten dient geheel voor haar rekening en risico te komen.

Ten aanzien van de behoefte van de vrouw overweegt de rechtbank voorts dat zij het niet redelijk acht om deze te relateren aan de huwelijkse periode. De rechtbank gaat in dit verband uit van de door de vrouw overgelegde behoeftegegevens, waaruit blijkt dat zij maandelijks een bedrag van ruim € 300,- netto overhoudt. Uitgaande van de relatief lage levensstandaard in [land], de geringe kosten die de vrouw aldaar heeft en het feit dat zij beschikt over een aanzienlijk vermogen waaruit zij rente-inkomsten kan genereren, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dat zij derhalve geen behoefte heeft aan een door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.

Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. De vrouw heeft in haar faxbericht d.d. 29 januari 2009 opgemerkt dat de vrouw thans in Nederland verblijft vanwege medische redenen en dat het nog niet zeker is of zij hier zal blijven of dat zij zal terugkeren naar [plaats]. Tevens is zijdens de vrouw gesteld dat haar arbeidscontract bij de lodge in [plaats] wellicht niet verlengd zal worden. Nu de vrouw aan deze omstandigheden vooralsnog geen gevolgen heeft verbonden zal de rechtbank hiermee in het kader van de vaststelling van de behoefte van de vrouw evenmin rekening houden.

Het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage zal worden afgewezen.

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden

Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.

De echtgenoten hebben ten tijde van de huwelijkssluiting hun vermogensrechtelijke verhouding geregeld door aanwijzing van het Nederlandse recht als het op hun vermogensrechtelijke verhouding van toepassing zijnde recht. Het huwelijksgoederenregime van de echtgenoten wordt derhalve beheerst door Nederlands recht.

Beide partijen hebben verzocht te bepalen dat zij in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden hebben afgerekend.

De vrouw heeft voorts nog verzocht een aantal inkomensposten te verrekenen, omdat deze ten onrechte nog niet in de verrekening waren betrokken. Het betreft de helft van het salaris van de man tot 1 januari 2007, de helft van de bonus van de man over 2005 en een kwart van de bonus van de man over 2006.

De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft ter terechtzitting gelegenheid gekregen om binnen 14 dagen te reageren op het verweer van de man, en in het bijzonder op de door hem overgelegde schriftelijke onderbouwing daarvan, nu de vrouw over deze productie (per abuis) niet beschikte. Zoals reeds overwogen onder het kopje "procedure" heeft de vrouw haar reactie niet binnen de daartoe gestelde termijn aan de rechtbank doen toekomen, zodat op de inhoud ervan geen acht wordt geslagen.

Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vrouw haar verzoek omtrent nog te verrekenen inkomensbestanddelen van de man, in het licht van de gemotiveerde betwisting ervan door de man, onvoldoende heeft onderbouwd. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen. De rechtbank zal het verzoek (van beide partijen) om te verklaren dat zij in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden hebben afgerekend, toewijzen als na te melden.

Proceskosten

Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:

spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man], en [de vrouw], gehuwd op [datum] 1999 in de gemeente [plaats];

verklaart voor recht dat partijen hun huwelijkse voorwaarden hebben afgewikkeld en terzake niets meer van elkaar te vorderen hebben;

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Verbeek, bijgestaan door mr. M. Miezenbeek als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature