U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Scheiding .

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector familie- en jeugdrecht

Enkelvoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 07-6781

Zaaknummer: 298729

Datum beschikking: 16 maart 2009

Scheiding

Beschikking op het op 12 november 2007 ingekomen verzoek van:

[vrouw],

de vrouw,

wonende te [plaats],

advocaat: mr. S.I. Soekarman.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[man],

de man,

wonende te [plaats],

advocaat: mr. J.M. Wigman.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoekschrift;

- het verweerschrift tevens verzoekschrift;

- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;

- de brief d.d. 22 november 2007 met bijlagen van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 6 februari 2008 met bijlagen van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 24 april 2008 met bijlagen van de zijde van de man;

- het aanvullend verweerschrift echtscheiding tevens zelfstandige verzoeken, ingekomen op 25 april 2008 van de zijde van de man;

- de brief d.d. 10 mei 2008 met bijlagen van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 22 mei 2008 met bijlagen van de zijde van de man;

- de brief d.d. 8 augustus 2008 met bijlagen van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 12 augustus 2008 met bijlagen van de zijde van de vrouw;

- de brief d.d. 25 augustus 2008 met bijlage van de zijde van de vrouw;

- het faxbericht d.d. 8 september 2008 van de zijde van de man.

Op 26 januari 2009 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en de man met zijn advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming is mevrouw [A] verschenen.

Feiten

De vrouw en de man zijn samen met hun twee kinderen [minderjarige A] en [minderjarige B] (geboren op [datum] 1997 respectievelijk [datum] 1999 te [plaats] vanuit Congo naar Nederland gevlucht, alwaar zij op [datum] 1999 zijn ingereisd. Zij hebben een verblijfsvergunning asiel gekregen. Op [datum] 2002 is te [plaats] een derde kind geboren, [minderjarige C].

Blijkens de overgelegde bewijsstukken van de gemeente [plaats] hebben beide echtgenoten thans de Nederlandse nationaliteit en een onbekende nationaliteit.

Op 26 mei 2008 is deze zaak reeds behandeld. Uit het proces-verbaal blijkt dat met partijen is afgesproken dat zij bewijsstukken zouden aanleveren ter staving van de stelling of sprake is van een geldig huwelijk.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt tot echtscheiding, subsidiair scheiding van tafel en bed, met nevenvoorzieningen tot:

- vaststelling van een bijdrage van € 250,- per maand, per kind, in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarigen [minderjarige A], [minderjarige B] en [minderjarige C], telkens bij vooruitbetaling te voldoen, eventueel vermeerderd met iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of andere regelingen voor die minderjarige kan of zal worden verleend,

- veroordeling van de man om een uitkering tot haar levensonderhoud uit te keren van € 1.250,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,

- verdeling ten overstaan van een notaris van de tussen bestaande huwelijksgemeenschap te bevelen, met benoeming van een notaris en onzijdige personen,

- toescheiding aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning te [plaats] aan de [adres];

een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw en hij verzoekt de verzoeken van de vrouw, althans haar verzoekschrift, niet-ontvankelijk te verklaren.

Ingeval het verzoekschrift van de vrouw ontvankelijk wordt verklaard, verzoekt de man:

1. ten aanzien van de kinderalimentatie : het verzoek van de vrouw af te wijzen, en te bepalen dat de kinderalimentatie wordt vastgesteld in een bijdrage ter hoogte van € 71,- per maand per kind, althans ter hoogte van een bedrag dat de rechtbank redelijk acht;

2. ten aanzien van de partneralimentatie : het verzoek van de vrouw af te wijzen;

3. ten aanzien van het verzoek te bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn: tot referte;

4. ten aanzien van het verzoek boedelverdeling: tot afwijzing.

Tevens heeft de man zelfstandig verzocht:

5. te bepalen dat hij omgang met de minderjarigen kan hebben:

- gedurende een week aaneengesloten, waarna de minderjarigen een week bij de vrouw aaneengesloten zullen verblijven, althans gedurende een gelijke verdeling;

- althans alsmede elk weekend, althans eenmaal per veertien dagen een weekeinde, beginnend op vrijdag van 19.00 uur en eindigend op maandag om 19.00 uur;

- de helft van de algemene feestdagen;

- de helft van de gebruikelijke schoolvakanties;

- bijzondere gelegenheden zoals de verjaardagen van de minderjarigen en de man; althans een regeling die de rechtbank redelijk acht;

6. te bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap wordt verdeeld op een nog aan te geven wijze;

een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De vrouw voert verweer en verzoekt de door de man verzochte omgangsregeling en de door hem voorgestelde verdeling van de gemeenschap af te wijzen.

Beoordeling

Wettig huwelijk?

De vrouw stelt dat partijen op [datum] 1996 te [plaats] met elkaar zijn gehuwd.

De vrouw heeft betoogd dat in Congo drie plechtigheden zijn geweest waarbij het huwelijk tussen partijen is gesloten, te weten het traditionele huwelijk in aanwezigheid van familie (met bruidsschat), het huwelijk voor de wet en het huwelijk voor de kerk ten overstaan van een geestelijke. Zij stelt echter geen originele gelegaliseerde huwelijksakte te kunnen overleggen.

De man betwist dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Hij heeft gesteld dat de door de vrouw overgelegde kopie van de huwelijksakte vals is. De man heeft ter terechtzitting erkend dat er een traditioneel huwelijk heeft plaatsgevonden, maar stelt dat hij daarbij niet aanwezig was, omdat hij toen in [plaats] was. Wel erkent de man dat er een huwelijksplechtigheid in de kerk is geweest. De man betwist dat partijen ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand een wettig huwelijk zijn aangegaan.

De rechtbank overweegt als volgt.

Uit artikel 5, lid 1, van de Wet Conflictenrecht huwelijk volgt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de Staat waarvan de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig erkend wordt.

Volgens het recht zoals dat geldt in Congo kan een huwelijk worden gesloten ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand, of op grond van gewoonterecht, in familiekring met aansluitend registratie door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Een huwelijk kan echter ook worden aangetoond door het bezit van de huwelijkse staat. Een man en een vrouw worden geacht gehuwd te zijn (bezit van staat), als niet alleen zijzelf elkaar als echtgenoten beschouwen en behandelen, maar ook familie en samenleving hen als echtgenoten beschouwen en behandelen. Het bewijs van bezit van staat kan worden geleverd door meer dan een getuige. Indien de huwelijkse staat wordt bestreden kan bewijs worden geleverd door een notariële akte.

Gebleken is dat uit de provincie [plaats] geen enkele akte is te verkrijgen gezien de oorlogssituatie aldaar. Voorts is gebleken dat de man ten overstaan van de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft verklaard gehuwd te zijn met de vrouw. Daarnaast heeft de man bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] verklaard op [datum] 1996 te [plaats] met de vrouw te zijn gehuwd en deze verklaring heeft hij op [datum] 2000 ondertekend. Ook heeft hij na de geboorte van het jongste kind van partijen, dat geboren is op [datum] 2000 te [plaats], naar eigen zeggen aangifte gedaan in het ziekenhuis van de geboorte van het kind. Als de man zichzelf niet als gehuwd had beschouwd - zoals hij thans stelt niet gehuwd te zijn - zou dit hebben kunnen blijken uit het feit dat hij dit kind zou hebben erkend. Van de geboorte is evenwel een aangifte opgemaakt waarin hij als vader staat vermeld zodat ervan uit moet worden gegaan dat hij zich bij de aangifte conform de gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens, als gehuwde man heeft gepresenteerd. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat zowel de man als de vrouw elkaar als echtgenoten hebben beschouwd en behandeld en dat ook de samenleving hen als echtgenoten beschouwt. Dat de man in de echtscheidingsprocedure zich thans geroepen voelt het bezit van staat te bestrijden, brengt de rechtbank niet tot het oordeel dat het bezit van de huwelijkse staat thans niet meer rechtsgeldig zou zijn. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat partijen dienen te worden beschouwd als te zijn gehuwd, waarbij de rechtbank uitgaat van de datum zoals de vrouw heeft genoemd, te weten [datum] 1996, welke datum ook wordt bevestigd door de akte van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens.

De echtscheiding

(Combinatie vaststelling rechtsmacht en toepasselijkheid Nederlands recht m.b.t. scheiding: beide partijen - niet bipartide- hebben Nederlandse nationaliteit)

Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe en is krachtens het bepaalde in artikel 1, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.

De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.

De nevenvoorzieningen en de zelfstandige verzoeken van de man

Beide partijen hebben ter terechtzitting verklaard niet voorbereid te zijn op de behandeling van de nevenvoorzieningen en de zelfstandige verzoeken. Vervolgens hebben zij verzocht om de zaak aan te houden.

De rechtbank zal de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen en de zelfstandige verzoeken van de man aanhouden tot 1 mei 2009 pro forma en deze zullen op een nog nader te bepalen datum worden behandeld. De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid om bewijsstukken ten behoeve van de kinder- en partneralimentatie in te dienen, waaronder een draagkrachtberekening, loonstroken, eventuele aanslagen en aangiften Inkomstenbelasting. Indien de man verweer voert tegen de door de vrouw verzochte kinder- en partneralimentatie dient hij zijn verweer met verificatoire bescheiden te onderbouwen.

De rechtbank merkt ten overvloede op dat op grond van artikel 358, lid 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tussentijds appel kan worden ingesteld.

Beslissing

De rechtbank:

spreekt uit de echtscheiding tussen: [man], en [vrouw], gehuwd op [datum] 1996 te [plaats];

houdt de behandeling inzake de kinder- en partneralimentatie, het huurrecht van de echtelijke woning, de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de omgang tussen de man en de minderjarigen aan tot 1 mei 2009 PRO FORMA; uiterlijk twee weken vóór die datum dienen partijen zich uit te laten omtrent de voortgang van de procedure;

houdt iedere verdere beslissing aan omtrent de kinder- en partneralimentatie, het huurrecht van de echtelijke woning, de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de omgang tussen de man en de minderjarigen.

Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. E.N.A. Wooning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature