E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK8520
LJN BK8520, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 09-18790

Inhoudsindicatie:

Ongewenstverklaring / artikel 3 EVRM / artikel 33 Vluchtelingenverdrag / Iran / homoseksualiteit / paragraaf C2/2.10.2 van de Vc 2000

Nu de homoseksuele geaardheid van eiser op zichzelf niet in geschil is, is de rechtbank evenwel van oordeel dat verweerder niet zonder nadere motivering gevolgd kan worden in het standpunt dat eiser bij terugkeer in Iran geen risico van schending van het bepaalde in artikel 3 van het EVRM loopt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de omstandigheid dat de Iraanse autoriteiten niet op de hoogte zijn van de homoseksuele geaardheid van eiser en dat de enkele geaardheid niet strafbaar is in Iran niet afdoet aan het feit dat uit paragraaf C2/2.10.2 van de Vc 2000, aangaande het beleid van verweerder inzake de vervolging van homoseksuelen, blijkt dat van vreemdelingen niet wordt verlangd dat zij bij terugkeer hun seksuele geaardheid verborgen houden. Daarvan uitgaande is bij een terugkeer van eiser niet uitgesloten dat een situatie ontstaat die schending van artikel 3 van het EVRM oplevert.

Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder in het kader van zijn belangenafweging of tot ongewenstverklaring kan worden overgegaan niet heeft beoordeeld of eiser kan worden aangemerkt als verdragsvluchteling en of eiser, gelet daarop, op grond van artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag (hierna: het Verdrag) al dan niet kan worden uitgezet naar Iran. Ook hierom mist het besluit een deugdelijke motivering. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat artikel 33 van het Verdrag buiten de omvang van het geschil valt, nu in het kader van de ongewenstverklaring enkel dient te worden getoetst aan het gestelde in de artikelen 3 en 8 van het EVRM. De rechtbank volgt dit standpunt niet.

Uit paragraaf C2/2.10.2 van de Vc 2000 volgt dat indien een asielzoeker zich erop beroept dat hij problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid, dit onder omstandigheden kan leiden tot vluchtelingschap in de zin van het Verdrag. Het is vaste jurisprudentie dat onder vervolging wegens het behoren tot een sociale groep als bedoeld in artikel 1A van het Verdrag, mede vervolging wegens seksuele geaardheid wordt begrepen. Indien sprake is van een bestraffing op basis van een strafbepaling die alleen betrekking heeft op homoseksuelen, is dit een daad van vervolging. Dit is bijvoorbeeld het geval indien het homoseksueel zijn of het uiten van specifiek homoseksuele gevoelens strafbaar is gesteld. Voor de conclusie dat er sprake is van vluchtelingschap moet wel sprake zijn van een bestraffingsmaatregel van een zeker gewicht. In het ambtsbericht inzake Iran van 22 juli 2008, alsook in het thematisch ambtsbericht van inzake de situatie van homoseksuelen in Iran van 28 mei 2009, staat dat homoseksualiteit op zichzelf in Iran niet strafbaar is. Seksuele handelingen tussen mensen van hetzelfde geslacht zijn wel strafbaar en kunnen volgens de wet worden bestraft met de doodstraf. Sodomie, dat wil zeggen geslachtsverkeer tussen twee mannen of tussen twee vrouwen, kan worden bestraft met de dood, indien beide partijen are mature, of sound mind and have free will. Derhalve blijkt uit het voorgaande dat het uiten van homoseksuele gevoelens wordt bestraft met de dood, hetgeen, gelet op het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf C2/2.10.2 van de Vc 2000 als een daad van vervolging wordt aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook op grond van de in het bestreden besluit gemaakte belangenafweging in redelijkheid niet tot ongewenstverklaring van eiser kunnen besluiten. Onzorgvuldige voorbereiding en ondeugdelijke motivering. Beroep gegrond.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie