E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2012:BW9832
LJN BW9832, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 12/10910 en 12/10908

Inhoudsindicatie:

Derde aanvraag. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker met de door hem aangehaalde informatie nog immer niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Chinese autoriteiten van zijn specifieke activiteiten in Nederland op de hoogte zijn. De voorzieningenrechter ziet zich hierin gesteund door de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2012, LJN: BW7962, waarin is geoordeeld dat een Oeigoer die langere tijd in het buitenland heeft verbleven of van wie de autoriteiten er van op de hoogte zijn dat in het buitenland om asiel is verzocht, bij terugkeer naar China niet reeds daarom een reëel risico loopt van schending van artikel 3 van het EVRM . De voorzieningenrechter acht het voorts redengevend dat de Afdeling bij haar oordeel mede heeft betrokken dat de Chinese autoriteiten meer in het bijzonder argwanend zijn met betrekking tot Oeigoeren die in Europa asiel hebben aangevraagd, nu daar Oeigoerse (mensenrechten)activisten actief zijn. De voorzieningenrechter betrekt daarnaast bij haar oordeel dat verzoeker, zoals ter zitting door hem bevestigd, geen enkele inspanning heeft verricht om de berichten op de website van RFA over zijn arrestatie op 22 februari 2012 te doen verwijderen. Dat dit voor verzoeker niet mogelijk was omdat hij in bewaring zat en dat het bij voorbaat zinloos was om een dergelijk verzoek te doen, volgt de voorzieningenrechter niet. Daarnaast heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat zijn familieleden, met name zijn ouders, door de autoriteiten zijn benaderd, terwijl zulks blijkens informatie op pagina 36 van het eerder aangehaalde thematisch ambtsbericht uit maart 2011 wel gebruikelijk is indien een vreemdeling in het buitenland heeft deelgenomen aan protestacties en/of betrokken is geraakt bij Oeigoerse organisaties aldaar. Verzoekers beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, reeds nu verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het identieke gevallen betreft. Daarbij wordt van belang geacht dat de door verzoeker aangehaalde vriend, met wie verzoeker op 22 februari 2012 gedemonstreerd heeft bij de Chinese ambassade in Den Haag, onder meer aannemelijk had gemaakt dat er foto’s van hem waren gemaakt door de Chinese autoriteiten en dat zijn ouders in China waren bezocht door de politie, terwijl verzoeker dergelijke zaken niet aannemelijk heeft weten te maken. Het enkele vermoeden van verzoeker, dat hij ook op die foto’s staat omdat zij slechts met zijn tweeën aan het demonstreren waren, wordt daartoe niet afdoende geacht. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat ook de enkele omstandigheid dat verzoeker al lange tijd buiten China verblijft en in het buitenland asiel heeft aangevraagd op voorhand niet kan afdoen aan de eerdere bestreden besluiten. In dit kader wordt nogmaals verwezen naar de eerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2012. Beroep ongegrond.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie