“De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de ouders anders betogen, uit de stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gebleken waaruit kan worden afgeleid dat bij het vertrek van de ouders met de minderjarigen naar Duitsland in november 2011 sprake is geweest van een weloverwogen keuze om te emigreren naar Duitsland, waaraan een daarop gerichte voorbereiding is voorafgegaan. (…)Een en ander brengt de rechtbank tot het oordeel dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen ten tijde van hun overbrenging vanuit Duitsland naar Nederland nog altijd was gelegen in Nederland. De rechtbank kan dus in het midden laten of de overbrenging in strijd was met een gezagsrecht. Reeds wegens het feit dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen niet buiten Nederland is geweest, concludeert de rechtbank dat geen sprake is geweest van het ongeoorloofd overbrengen of het niet doen terugkeren van de minderjarigen als bedoeld in artikel 3 van het Haagse Verdrag. ”