Uitspraak
VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/16054
uitspraak van 8 augustus 2012 in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer [a]
(gemachtigde: mr. S. Guman),
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder
(gemachtigde: mr. E.M.M. Wantenaar).
Procesverloop
Verzoeker, geboren op [datum] 1969, bezit de Ghanese nationaliteit.
Bij aanzegging van 15 mei 2012 heeft verweerder verzoeker opgedragen onmiddellijk terug te keren naar het grondgebied Spanje. Dit bevel is afgegeven ingevolge artikel 6, tweede lid, van de Richtlijn 2008 /115/EG (Terugkeerrichtlijn).
Bij schrijven van 15 mei 2012 heeft verzoeker tegen dit besluit een beroepschrift ingediend.
Bij evengenoemd schrijven van 15 mei 2012 heeft verzoeker de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt dat het verweerder verboden is om hangende de behandeling van zijn beroepsschrift tegen het bevel van 15 mei 2012 ten laste van hem een last tot uitzetting te geven of hem anderszins te noodzaken om Nederland te verlaten.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 juli 2012. Verzoeker heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1 De rechtbank heeft het bevel van 15 mei 2012 aangemerkt als een feitelijke handeling ten aanzien van de vreemdeling als zodanig, in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 . Weliswaar is het bevel niet direct op rechtsgevolg gericht, maar het bevel heeft wel tot gevolg dat indien de vreemdeling het niet opvolgt, alsnog een terugkeerbesluit kan worden genomen.
Het beroepschrift van 15 mei 2012 wordt dan ook op grond van artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden aan verweerder ter behandeling als een bezwaarschrift.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van 15 mei 2012 wordt daarom aangemerkt als ingediend hangende dit bezwaarschrift en ertoe strekkende eventuele uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar is beslist.
2 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3 De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat op 7 februari 2012 aan de vreemdeling de beslissing is uitgereikt waarbij hij ongewenst vreemdeling is verklaard. Verder is aan de vreemdeling op 10 februari 2012 een terugkeerbesluit opgelegd. Bij uitspraak van 30 mei 2012 heeft de rechtbank het beroep voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit ongegrond verklaard. Nu jegens verzoeker een in rechte vaststaand terugkeerbesluit is uitgevaardigd, is er geen (spoedeisend) belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De verplichting op Nederland onmiddellijk te verlaten volgt immers reeds uit dit terugkeerbesluit.
De voorzieningenrechter ziet derhalve geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
4 De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van J.J. Kip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.